Havo 2012 I - 2 + 3 les fromages / le furet

Bij een korte tekst met maar 1 of 2 vragen ...
A
... lees ik eerst de vraag/vragen.
B
... lees ik eerst de hele tekst.
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bij een korte tekst met maar 1 of 2 vragen ...
A
... lees ik eerst de vraag/vragen.
B
... lees ik eerst de hele tekst.

Slide 1 - Quizvraag

Bij een langere tekst met meer vragen
is dit het eerste wat ik doe:
A
Titel, ondertitel, plaatjes bekijken en bedenken waar de tekst over gaat.
B
Begin en eind van de tekst lezen.

Slide 2 - Quizvraag

Als ik een woord uit tekst of vraag niet weet...
A
dan zoek ik het meteen op in het woordenboek.
B
dan ga ik eerst bedenken of ik het wel echt nodig heb.

Slide 3 - Quizvraag

Welk van de volgende woorden geeft GÉÉN tegenstelling aan?
A
mais
B
pourtant
C
ainsi
D
par contre

Slide 4 - Quizvraag

AUGMENTER betekent
A
afnemen
B
toenemen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent dan het woord AUGMENTATION?

Slide 6 - Open vraag

Het tegenovergestelde van AUGMENTER is:
A
diminuer
B
grandir

Slide 7 - Quizvraag

Kies uit de volgende woorden,
woorden die te maken hebben met
MINDER WORDEN / AFNEMEN:
DIMINUER - LA BAISSE - LA HAUSSE - BAISSER - LA CHUTE - CROISSANT

Slide 8 - Woordweb

les fromages à l'attaque (Havo 2012 I-tekst 2)

Slide 9 - Tekstslide

Maak vraag 3 en 4


(dit zijn de eerste twee vragen bij de tekst)

Slide 10 - Tekstslide

Qu’est-ce que les «statistiques» (ligne 8) montrent selon le premier alinéa?
A
En France, la consommation de fromages a chuté l’an dernier.
B
Les Français fabriquent de plus en plus de fromages pour l’étranger.
C
En France, les fromages étrangers sont de plus en plus populaires.
D
Les Français sont les plus grands consommateurs de fromage du monde.

Slide 11 - Quizvraag

Les fromages à l'attaque
vraag 3: Wat laten de statistieken zien volgens de 1e alinea?
Antwoord C: buitenlandse kazen zijn hoe langer hoe populairder.
de plus en plus = hoe langer hoe meer / steeds meer

Slide 12 - Tekstslide

Remplissez le(s) mot(s) qui manque(nt) à la ligne 12.
A
Bref
B
Par conséquent
C
Par exemple
D
Pourtant

Slide 13 - Quizvraag

vraag 4: vul het woord in dat ontbreekt
Bref = kortom (geeft samenvatting)
Par conséquent = dientengevolge (geeft gevolg)
Par exemple = bijvoorbeeld (er volgt een voorbeeld)
Pourtant = toch/echter (geeft tegenstelling aan).

De 1e zin van de alinea zegt: de consumptie van kaas is toegenomen (AUGMENTATION).
De 2e zin zegt dat de consumptie van camembert/brie is afgenomen met 2 procent (LA CHUTE = DE VAL; CHUTER = 'VALLEN' , DUS MINDER WORDEN).
ER IS DUS SPRAKE VAN EEN TEGENSTELLING EN DAAROM KIES JE D!

Slide 14 - Tekstslide

      Maak nu vraag 5 en 6

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 5
Noem BEIDE aspecten.
In de tekst vind ik:
D'abord il y a l'augmentation des ventes de pizzas =>
het eerste aspect: er wordt meer pizza gegeten
Autre facteur: actuellement..... =>
het tweede aspect: jongeren eten steeds meer fastfood (en daar wordt vaak buitenlandse kaas gebruikt).
Let op: 2 aspecten, maar helaas maar 1 punt...

Slide 16 - Tekstslide

VRAAG 6:        «l’Association fromages de terroirs» (ligne 37)
Qu’est-ce qui est vrai à propos de cette association selon le dernier alinéa?
Qu'est-ce qui est vrai = wat is er waar
à propos de = met betrekking tot
cette association = die organisatie
selon le dernier alinéa = volgens de laatste alinea.

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 6

Het goede antwoord is antwoord A:
Het antwoord: elle intervient = zij 'komt tussen beide'
en faveur de = ten gunste van (denk aan in favour of)
le fromage francais
fabriqué à l'ancienne = die op oude/ouderwetse manier gefabriceerd wordt.

Slide 18 - Tekstslide

Wil er nog iemand iets weten over tekst 2?
Door naar tekst 3!

Slide 19 - Tekstslide

STAP 1 (10 seconden...)
Lees titel en bekijk plaatje /
scan evt een stukje tekst.
Waar gaat deze tekst over?

Slide 20 - Woordweb

STAP 2: OVERZICHT VAN DE TEKST (1 minuut...)
Ik lees begin en eind van alinea 1 - jullie 'schrijven iets in de kantlijn'

Slide 21 - Open vraag

Hetzelfde bij alinea 2: begin en eind => waar gaat alinea 2 over?

Slide 22 - Open vraag

Hetzelfde bij alinea 3: begin en eind => waar gaat alinea 3 over?

Slide 23 - Open vraag

Alinea 4 begint met "..." aanhalingstekens, waar wijst dit op?
A
Er komt iemand aan het woord.
B
Nu komt er een moeilijk stukje.

Slide 24 - Quizvraag

Tot slot alinea 5: eerste woorden 'Sur internet'...
Overzicht van de tekst:
1 Voorbeeld van iemand die een fret heeft als huisdier
2 Dat wordt steeds populairder in Frankrijk + getallen
3 beschrijving van de soort
4 er komt een specialist aan het woord (met meer info)
5 je kunt info vinden op internet + een nadeel van de soort
NU KUN JE NAAR DE VRAGEN!

Slide 25 - Tekstslide

En wat was ook alweer zo'n beetje de belangrijkste stap van het stappenplan?
A
Eerst zelf een antwoord formuleren in je hoofd voor je de m.c. antwoorden bekijkt.
B
Vooral niet de hele tekst lezen, want dat heeft toch geen zin.

Slide 26 - Quizvraag