2.1 pinpas of portemonnee H2b

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Je koopt een telefoonhoesje en betaald hem meteen.
Dit is dan.....?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 5 - Quizvraag

Hans koot op marktplaats een auto. Hij betaalt hem via de bank. Dit is dan.....?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 6 - Quizvraag

Mehmet krijgt van en vriend en game en geeft hem er en zak snoep voor terug. Dit is.....?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Je pint geld bij en pinautomaat.

Je saldo....
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 10 - Quizvraag

Je zet geld op je bankrekening.

Je saldo....
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 11 - Quizvraag

Je krijgt jouw zakgeld op een bankrekening gestort.
Je saldo.....
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Je hebt € 12,50 op je bankrekening staan. Je ouders maken € 25 zakgeld aan je over. En je neemt € 20 op
A
€ 1,75
B
€ 7,50
C
€ 17,50
D
€ 57,50

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Waar zie je dat er elektronisch betaald word?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aya koopt een cadeautje. Ze betaald met een briefje van tien euro. dit is ....
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 20 - Quizvraag

Omar koopt een voetbal bij een webwinkel. Hij betaald met iDeal. Dit is ...
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 21 - Quizvraag

Salma baalt, ze heeft nog maar vier euro op aar bankrekening staan.
Dit is .....
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Een voorbeeld van chartaal geld is:
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Als je iets koopt, ruil je iets tegen geld. Dat is.....
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 26 - Quizvraag

Nieuwe saldo bereken je door:
A
nieuwe saldo = oude saldo + ontvangsten - uitgave
B
nieuwe saldo = oude saldo - ontvangsten + uitgave

Slide 27 - Quizvraag

Elektronisch betalen

je hebt vaak niet in de gaten hoeveel geld je nog hebt.
A
Dit is een voordeel
B
Dit is een nadeel

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll