Pinpas of portemonnee?_2vmbo_2.1

Agenda
  • introductieopdracht hoofdstuk 2
  • Leerdoelen paragraaf 2.1
  • uitleg paragraaf 2.1 jij en je geld
  • Zelf aan de slag
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Agenda
  • introductieopdracht hoofdstuk 2
  • Leerdoelen paragraaf 2.1
  • uitleg paragraaf 2.1 jij en je geld
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Rekenmeester
Je wilt lekker leven maar dat hoeft niet altijd veel te kosten. Jij weet die duurdere spijkerbroek perfect te combineren met dat goedkope shirtje. Als je een keer een grote uitgave hebt gedaan, doe je het daarna even rustig aan. Door je inkomsten en uitgaven in balans te houden, kun je kiezen voor het leukste baantje. Ook al verdient dat misschien iets minder.

Slide 3 - Tekstslide

Spaarvarken
Het liefst zou je al je geld op je rekening laten staan! Maar als je dan toch geld uit moet geven, ga je op zoek naar koopjes. Je kiest voor een baantje met een vast inkomen zodat je precies weet wat er binnenkomt. Je weet hoeveel er op je spaarrekening staat en je vindt het heerlijk als de rente bijgeschreven wordt. Hoewel je vrienden graag bij je aankloppen voor geldtips, vinden ze het wel een beetje saai als je erg zuinig bent...

Slide 4 - Tekstslide

Big Spender
Jij wilt alles! Er goed uitzien, een kamer vol mooie spullen. Alleen het beste is goed genoeg voor jou. Je geniet echt van lekker winkelen. En je wilt dat ook graag aan je vrienden laten zien. Je weet dat je graag geld uitgeeft en daarom kies je voor een baantje met een goed inkomen. Werk hoeft voor jou niet leuk te zijn, als het maar goed verdient.

Slide 5 - Tekstslide

Geld Warhoofd
Als je geld hebt ben je het ook zo weer kwijt. Vaak weet je niet meer waar het zo snel gebleven is. Je hecht niet al te veel waarde aan veel geld of mooie spullen. Je koopt graag cadeautjes voor jezelf of voor anderen en vergeet makkelijk dat je ook nog geld voor andere dingen nodig had. Je hebt soms een baantje, maar zodra het je verveelt ben je weer weg. Je bent vaak blut en daardoor mis je ook een boel leuke dingen.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen par 2.1
  • Je weet in welke 2 vormen geld voorkomt
  • Je kunt een nieuw saldo berekenen
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte ruil
  • Je weet op welke manieren je met geld kunt betalen

Slide 7 - Tekstslide

Chartaal geld: tastbaar geld in de vorm van munten en biljetten
giraal geld: Geld op je bankrekening (niet tastbaar)

Slide 8 - Tekstslide

Peter heeft € 5,- in zijn spaarpot
Salma baalt, ze heeft nog maar €4,- op haar bankrekening staan.
De oma van Omar koopt een voetbal in een webwinkel. Ze betaalt met iDeal.
Aya koopt een cadeautje. Ze betaalt met een briefje van €10,-
Sverre koopt online een paar nieuwe sneakers.
Je koopt een hoesje voor de telefoon. Bij de kassa pin je € 15,-
CHARTAAL GELD
GIRAAL GELD

Slide 9 - Sleepvraag

Vraag 3: Als je geld pint bij een pinautomaat dan ......
a. "daalt/stijgt" jouw hoeveelheid giraal geld
b. "daalt/stijgt" jouw hoeveelheid chartaal geld
A
a. daalt b. daalt
B
a. stijgt b. stijgt
C
a. daalt b. stijgt
D
a. stijgt b. daalt

Slide 10 - Quizvraag

  • Saldo berekenen op bankrekening
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten – uitgaven

Voorbeeld
  • Je hebt € 15 op je bankrekening staan. Op je bankrekening krijg je € 10 zakgeld van je ouders. Je koopt mascara en pint daarvoor € 7,50.
    Wat wordt je nieuwe saldo? 
  • € 15 + € 10 – € 7,50 = € 17,50

Slide 11 - Tekstslide

Ga naar blz 39 boek vraag 4 en 5
  • Maak vraag 4 en 5 in je  schrift
  • Hoe: individueel en stil. Gebruik de net gemaakte aantekening
  • Je hebt 8 minuten daarna gaan we het kort bespreken.  
timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

Is dit een voorbeeld van directe of indirecte ruil
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Kopen is Ruilen

Slide 15 - Tekstslide

Elektronisch Betalen
Elektronisch betalen:
Betalen via internet, met je bankpas of met je telefoon.

Voordeel: het is handig.
Nadeel: je hebt vaak niet in de gaten hoeveel geld je nog hebt.

Slide 16 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 2.1 Pinpas of portemonnee
  • Maak opgave 4 t/m 12 (aangepast omdat we die tussendoor niet hebben gedaan).
  • Klaar: kijk de opgaven na met een andere kleur pen.

Slide 17 - Tekstslide