grammatica eindtoets

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom in de les!

Leerdoelen

• het verschil tussen een verplicht en toevallig wederkerend voornaamwoord begrijpen
• het werkwoordelijk gezegde kunnen benoemen in zinnen met een wederkerend voornaamwoord
• voorbereiden op de de eindtoets

Wederkerend voornaamwoord

bijvoorbeeld "zich verslapen"

Ik verslaap me regelmatig. -> me = (verplicht) wederkerend vnw

WG= verslaap me

Ik haast me naar huis.
WG=

1. haast
2. haast me
3. haast me naar huis
4. er is geen WG

Wij verplaatsen ons het liefst zo min mogelijk.
WG=

1. verplaatsen
2. wij verplaatsen
3. verplaatsen ons
4. wij verplaatsen ons

ons= toevallig wederkerend vnw

Kijk maar naar de volgende zinnen:

- Wij verplaatsen ons zo min mogelijk.

- Wij verplaatsen alle tafels in het lokaal.

ons en alle tafels zijn beide lijdend voorwerp. 

Ik neem me dat wel vaker voor.
WG=

1. neem
2. neem voor
3. neem me voor
4. ik neem me voor

De meiden zijn al de hele middag aan het voetballen.

1. WG = zijn
2. WG = zijn voetballen
3. WG = zijn aan het voetballen
4. NG = zijn aan het voetballen

Dit zeg ik je nu voor de tiende keer!

1. je = LV
2. Dit = OW
3. Dit = LV
4. Voor de tiende keer = MV

Hij ergert zich aan dat soort dingen.

Welke bewering is juist?

1. Deze zin heeft een NG.
2. Deze zin heeft geen LV en geen MV.
3. Deze zin heeft geen MV maar wel een LV.
4. Deze zin heeft geen LV maar wel een MV.

Narcissus werd door de goden gestraft.

1. NG = werd gestraft
2. NG = werd gestraft door de goden
3. WG = werd gestraft
4. WG = werd gestraft door de goden

Hij wilde zich bij de vijver ontspannen.
WG =

1. wilde
2. wilde ontspannen
3. wilde zich ontspannen
4. deze zin heeft geen WG

Herhaling 

Vraag jij je dat ook wel eens af?

1. Vraag = hww je = pers
2. Vraag = zww dat = pers
3. je = wederkerend vnw jij = pers
4. Jij = pers je = bez

Cheiron was in de Griekse mythologie een centaur.
was - Griekse - centaur

1. zww - eig - zn
2. zww - bn - zn
3. kop - eig - zn
4. kop - bn - zn

Bij die wezens is het achterste deel een paard.
Die - is - achterste

1. aan - zww - bn
2. pers - zww - zn
3. aan - kop - bn
4. aan - hww - bn

Het voorste deel is een mens.
Het - is - een

1. pers - kop - olw
2. blw - zww - blw
3. olw - hww - olw
4. blw - kop - olw

Helaas werd Cheiron verstoten door zijn ouders.
werd - Cheiron

1. hww - zn
2. hww - eig
3. kop - zn
4. kop - eig

Hij leefde als een kluizenaar.
als een kluizenaar =

1. LV
2. MV
3. ND
4. BWB

Hij ontwikkelde een enorme kennis over muziek, jacht, krijgskunde en geneeskunde

1. Deze zin heeft een LV en een MV.
2. Deze zin heeft wel een LV maar geen MV.
3. Deze zin heeft een MV maar geen LV.
4. Deze zin heeft geen LV en geen MV.

Hij werd een wijze leraar en genezer genoemd.

1. NG = werd een wijze leraar en genezer
2. NG = werd een wijze leraar en genezer genoemd.
3. WG = werd een wijze leraar en genezer genoemd
4. WG = werd genoemd

Zijn kennis gaf hij door aan Asklepios.
Zijn kennis - aan Asklepios

1. OW - MV
2. OW -BWB
3. LV - MV
4. LV -BWB

Ongeneeslijk zieke mensen kwamen naar hem toe.
zieke - kwamen - naar

1. bn - hww - bn
2. bn - zww - aan
3. bn - zww - bn
4. bn - zww - vz

Asklepios genas alle mensen.
alle mensen =

1. OW
2. LV
3. MV
4. BWB

Ook was Cheiron natuurlijk onsterfelijk.
Hoeveel BWB's?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Waarom stierf hij dan toch?
1. waarom is een vra
2. hij is een pers

1. 1 en 2 zijn beide juist
2. 1 is juist; 2 is onjuist
3. 1 is onjuist ; 2 is juist
4. 1 en 2 zijn beide onjuist

Herakles verwondde hem met een giftige pijl.
verwondde - hem - met

1. hww - pers - aan
2. zww - bez - vz
3. zww - pers - vz
4. kop - pers -vz