Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel
Slide 8 - Tekstslide
1e kronkelige nierbuisje
2e kronkelige nierbuisje
Lis van Henle (BINAS)
Intensief contact tussen nierbuisjes en bloedvaten
=> er kunnen stoffen uit de voorurine worden teruggehaald (= terugresorptie) en extra worden toegevoegd (= excretie)
Slide 9 - Tekstslide
afb.48 in je boek
hier vindt 80% van de opname plaats van voedingsstoffen (actief transport) en van water (osmose, via aquaporine-1)
hier vindt de laatste wateropname plaats o.i.v. ADH (aquaporine-2) (fine tuning)
toenemende osmotische waarde
Slide 10 - Tekstslide
Voorurine wordt geproduceerd door ultrafiltratie van bloed (hoge druk) in de glomerulus en komt binnen het kapselvan Bowman.
BINAS 85A
Slide 11 - Tekstslide
Nierslagader
Veel glucose
Veel zuurstof
Weinig koolstofdioxide
Veel ureum
Nierader
Weinig glucose
Weinig zuurstof
Veel koolstofdioxide
Weinig ureum
Slide 12 - Tekstslide
Waterhuishouding & hormonen
ADH: Antidiuretisch hormoon -> Anti-plashormoon
Te hoge osmotische waarde bloed gemeten in hypothalamus -> ADH -> wand verzamelbuisje meer permeabel voor water -> water vanuit voorurine naar niermerg/bloed -> minder urineproductie -> osmotische waarde daalt
Alleen bij een te hoge osmotische waarde
Slide 13 - Tekstslide
Overige uitscheidingsorganen
Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten
Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen
Longen: uitscheiding van koolstofdioxide
Huid: uitscheiding van water en zouten
Slide 14 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de bouw, werking en functie van de nieren en de urinewegen beschrijven
Je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer constant wordt gehouden door de nieren (homeostase)
Opdrachten: 32, 33, 34, 35, 36, 37
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 17 - Link
biologiepagina.nl
Slide 18 - Link
Een deel van het bloedplasma wordt in een niereenheid uitgescheiden (ultrafiltratie). In welk deel van een niereenheid gebeurt dit?
A
in de glomerulus
B
in het kapsel van Bowman
C
in de lis van Henle
D
in de verzamelbuis
Slide 19 - Quizvraag
Door welk van de volgende factoren vindt de ultrafiltratie plaats?
A
diffusie
B
osmose
C
gefaciliteerde diffusie
D
bloeddruk
Slide 20 - Quizvraag
De glomerulus is een kluwen van fijne haarvaten dat door het nierkapsel (kapsel van Bowman) omgeven wordt, hier vindt de filtratie plaats. Welke van de onderstaande stoffen verlaat de bloedbaan NIET bij de filtratie?
A
glucose
B
zouten
C
eiwitten
D
vitamine C
Slide 21 - Quizvraag
In welk deel van de nieren ligt de liggen de lichaampjes van Malpighi en het eerste deel van de gekronkelde buis?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken
Slide 22 - Quizvraag
In welk deel van de nieren liggen de lissen van Henle?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken
Slide 23 - Quizvraag
De concentratie van glucose in de urine is 0, terwijl die in de voorurine 0,1 g/L is, hoe kan dat?
Slide 24 - Open vraag
Bekijk de concentraties Na+ in de drie kolommen op pagina 146 (afb. 47). Welke conclusie kun je trekken over de filtratie en terugresorptie van Na+?
A
er vindt geen filtratie van Na+ plaats en geen resorptie
B
er vindt volledige filtratie van Na+ plaats en geen resorptie
C
er vindt geen filtratie plaats en vrijwel volledige resorptie
D
er vindt volledige filtratie plaats en bijna volledige resorptie
Slide 25 - Quizvraag
Bekijk tabel 85B in je Binas; Welk van de genoemde stoffen wordt het minst teruggeresorbeerd?
Slide 26 - Open vraag
Wordt Na+ beter teruggeresorbeerd dan Cl- of andersom?
A
Na+ wordt beter teruggeresorbeerd dan Cl-
B
Cl- wordt beter teruggeresorbeerd dan Na+
Slide 27 - Quizvraag
In welke delen van een nefron wordt water geresorbeerd?
Slide 28 - Open vraag
Door welk transportmechanisme vindt wateropname uit de nierbuisjes plaats?
A
door diffusie
B
door osmose
C
door gefaciliteerde diffusie
D
door actief transport
Slide 29 - Quizvraag
Zal de hypofyse bij een te hoge osmotische waarde van het bloedplasma meer of minder ADH afgeven? En zal daardoor de osmotische waarde stijgen of dalen?
A
meer ADH, de osmotische waarde stijgt
B
meer ADH, de osmotische waarde daalt
C
minder ADH, de osmotische waarde stijgt
D
minder ADH, de osmotische waarde daalt
Slide 30 - Quizvraag
Functie aldosteron: wat heeft zout- en wateropname te maken met bloeddrukregulatie?
Slide 31 - Open vraag
er worden na het nierkapsel niet alleen stoffen geresorbeerd, maar ook afgestaan aan de nierbuisjes; welke stoffen zijn dat?
Slide 32 - Woordweb
in welke twee delen van een niereenheid bevindt zich dit koolzuuranhydrase?
Slide 33 - Open vraag
Waardoor wordt urine relatief zuur?
Slide 34 - Open vraag
Welke stof buffert de pH van het bloed?
Slide 35 - Open vraag
Heb je de leerdoelen onder de knie?
😒🙁😐🙂😃
Slide 36 - Poll
Waren er lastige onderdelen? Of heb je nog vragen over bepaalde onderdelen?