loot

1 / 14
volgende
Slide 1: Video
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Slide 2 - Tekstslide

Verleden tijd
1.  Mr. Fredericksen watched a movie yesterday.
2. He played the guitar on Monday.
3. They waited for the bus on Saturday.
4. Dug moved with Russell last week. 
5. He worked all weekend. 

Slide 3 - Tekstslide

Uitzonderingen
study - studied
worry - worried

Stop - stopped

Slide 4 - Tekstslide

Oefenen
  1. He (work) ________________ on Wednesday.
  2. She (visit) ________________ her grandfather last weekend.
  3. They (talk) __________________ on Monday.
  4. Carl (stop) __________________ reading.
  5. We (arrive) ____________________ on Tuesday.
  6. Russell (walk) ___________________ with Mr. Fredericksen.
  7. They (clean) ____________________ their room on Sunday.
  8. We (study) __________________ on Friday. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Rangtelwoorden:
Eerste:
Vijfde:
Achtste:
Negende:
Eenentwintigste: 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Bladzijde 148 tb
Geel = tegenwoordige tijd ( I walk to school right now)      
Groen = verleden tijd ( I walked to school yesterday)  
Oranje = voltooide tijd ( ik ben gisteren naar school gelopen)

Slide 9 - Tekstslide

Onregelmatige ww
  1. Russell ______________ (breken) his leg last weekend. 
  2. Carl ______________ (eten) breakfast this morning. 
  3. Kevin ______________ (vangen) some chocolate. 
  4. They (zijn) _______________ late in class. 

Stap 1: zoek op bladzijde 148 in de derde kolom het ww 
Stap 2: gebruik de 2e vorm om de verleden tijd in te vullen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Much/many 
much and many betekenen allebei 'veel' 
1. kun je het wel tellen?  - MANY
bijvoorbeeld kisses, tables, cookies

2. kun je het niet tellen - MUCH
bijvoorbeeld time, money, water 
many kisses much love

Slide 12 - Tekstslide

Adverbs and adjectives

Slide 13 - Tekstslide

Adverbs and adjectives
Hij wandelde snel naar zijn snelle auto.
- Waar zegt snel dan wat over?
- Snel is een bijwoord
He quickly walked to his fast car.

The beautiful girl sang beautifully
Beautiful =
Girl =
Beautifully=
Sang=

Slide 14 - Tekstslide