Woordenschat

Nederlands
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Je maakt de inleiding af
Beginnen met de kern
Doel

Je gaat nadenken over je kwaliteiten
Je koppelt je kwaliteit aan je keuze

Slide 3 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? Ga het nieuws lezen. 
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Doel

Je weet hoe je onbekende woorden kan vinden en welke strategieën je daarbij kan toepassen. 

Pagina 
25-26

Slide 5 - Tekstslide

"Onbekende woorden"
Het vinden van voorbeelden van onbekende woorden

Slide 6 - Tekstslide

Theorie 
Als je de betekenis van een onbekend woord wilt ontdekken kun je het volgende doen:

3 woordraadstrategieën
  •  synoniem zoeken
  • omschrijving zoeken
  • voorbeeld zoeken

Slide 7 - Tekstslide

Omschrijving zoeken
Omschrijvingen staan vaak tussen haakjes of tussen komma's in dezelfde zin of ervoor of erna.

Een omschrijving is een uitleg van een onbekend woord

Haar opa is haar idool, iemand voor wie ze bewondering heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld zoeken
Staat vaak tussen twee komma's in (of tussen haakjes).
Ook vaak na woorden als: zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van.

Een vegetariër, iemand die geen vlees eet/producten gebruikt waarbij dieren moeten worden doodgemaakt (zoals leer), maar wel dierlijke producten gebruikt, zoals melk, honing, eieren.

Slide 9 - Tekstslide

Synoniem 
Woorden die hetzelfde betekenen noem je synoniemen.
Denk bijvoorbeeld aan:
  • smerig en vies
  • huis en woning

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Synoniemen
Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.
Bijvoorbeeld:
smerig - vies
snel - vlug
Synoniemen gebruik je ook om je tekst beter leesbaar te maken.
Wil je het synoniem van een woord weten? Kijk dan op synoniemen.net

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn synoniemen?
A
Woorden met meerdere betekenissen.
B
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
C
Woorden met maar één betekenis.
D
Tegengestelde woorden.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht

Slide 14 - Quizvraag

Synoniem voor crimineel is
A
onaardig
B
misdadig
C
agressief
D
enthousiast

Slide 15 - Quizvraag

Synoniem voor mengen is
A
weggooien
B
knoeien
C
mixen
D
regelen

Slide 16 - Quizvraag

Synoniem voor opmerkelijk is
A
normaal
B
gezien
C
bijzonder
D
merkloos

Slide 17 - Quizvraag

Samen maken opdracht 2 
Chinese muur pagina 25/26

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Pagina 25
Opdracht (2-)3-4-5

Slide 19 - Tekstslide

Doelen deze les

Je weet wat een hoofdzaak is
Je weet wat een hoofdgedachte is
Je weet wat een alinea is
Volgende les
Boek mee, leesboek mee


Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt
Huiswerk staat in Magister,

Slide 20 - Tekstslide

Strategie 
Ken je een woord niet? Zoek naar een synoniem in een tekst.
Bijvoorbeeld: exact = precies
Hoe vind je een synoniem?
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- lees in de andere (volgende) alinea

Ken of herken vaststaande uitdrukkingen!

Slide 21 - Tekstslide