Een bloemlezing is een verzameling van de mooiste of beste poëzie of proza.
Slide 2 - Tekstslide
Wat moet er allemaal in de bloemlezing?
Voorkant
Voorwoord
Inhoudsopgave
Opdracht
Mening
Nawoord
Slide 3 - Tekstslide
Voorkant
titel verslag (Bloemlezing Nederlands);
naam + klas;
naam docent.
Versiering
Slide 4 - Tekstslide
Voorwoord
- Wat de opdracht is;
- Wat je eventuele ervaringen zijn op het gebied van creatief schrijven;
- Wat je ervan verwacht;
- Wat je van creatief schrijven en poëzie vindt.
Slide 5 - Tekstslide
Inhoudsopgave
- titel opdracht + paginanummers waar je wat kunt vinden. Je kunt dit automatisch toevoegen.
Slide 6 - Tekstslide
Hoeveel a4-tjes heb je nu al?
Juist, 3!
Slide 7 - Tekstslide
De onderdelen
een creatief doorgeefverhaal
een fotoverhaal
een gedicht
Elk gevraagd onderdeel zet je op een aparte bladzijde. Onder elk onderdeel komt je mening over dat onderdeel. Doe dit niet in 2 zinnetjes, maar probeer om echt wat uitgebreider te vertellen waarom je hiervoor hebt gekozen: Wat vond je zo leuk, verdrietig, stom, enz...?
Slide 8 - Tekstslide
Nawoord
wat je achteraf van de opdracht vond;
of je anders over creatief schrijven bent gaan denken;
wat je moeilijk vond;
hoe je de opdracht gedaan hebt;
wat je een volgende keer anders zou doen.
Slide 9 - Tekstslide
Bloemlezing
Wat? - Bezig met je bloemlezing
Hoe? - Zelfstandig
Hulp? - Vraag eerst een medeleerling, daarna de docent
Tijd? - 40 minuten
Waar vind ik meer informatie? Zie Magister 1 maart
timer
15:00
Geen vragen voor:
Slide 10 - Tekstslide
Inhoud van een verhaal
Setting
Introductie personage 1
Introductie personage 2
Conflict
Oplossing en einde
Stap 1: setting
Plaats (Bijvoorbeeld in Leeuwarden)
Tijd (Ochtend, middag, avond)
Omgeving (Hoe ziet de omgeving eruit?)
Het weer (Wat voor weer is het?)
Nog geen personage benoemen of beschrijven.
Stap 2: introductie personage 1
Wie is het personage (Bijvoorbeeld een mens of dier)
Hoe heet het personage (Bijvoobeeld Kjeld, Niels, Evelien)
Hoe ziet het personage eruit (Lang, blond, groene ogen).
Stap 3: introductie personage 2
Wie is het personage (Bijvoorbeeld een mens of dier)
Hoe heet het personage (Bijvoobeeld Floor, Elon, Yvonne)
Hoe ziet het personage eruit (Lang, blond, groene ogen)
Wat is personage 2 van personage 1 (Vriend of vijand)