taal, thema 2, les 17

Doel: m.b.v. 't Kofschip X de juiste schrijfwijze van werkwoorden in de verleden tijd bepalen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Doel: m.b.v. 't Kofschip X de juiste schrijfwijze van werkwoorden in de verleden tijd bepalen

Slide 1 - Tekstslide

Sarina voetbalt bij de jeugd van Ajax.
Zoek het werkwoord en noteer hiervan het hele werkwoord.

Slide 2 - Open vraag


voetballen
Wat is de laatste letter van het hele werkwoord -en?

Slide 3 - Open vraag

Sarina voetbalt bij de jeugd van Ajax.
Schrijf het werkwoord in de verleden tijd: stam + de(n) / stam + te(n)

Slide 4 - Open vraag

Jules en Mo roeien bij de roeivereniging.
Zoek het werkwoord en noteer hiervan het hele werkwoord.

Slide 5 - Open vraag

roeien
Wat is de laatste letter van het hele werkwoord -en?

Slide 6 - Open vraag

Jules en Mo roeien bij de roeivereniging.
Schrijf het werkwoord in de verleden tijd: stam + de(n) / stam + te(n)

Slide 7 - Open vraag

Ik wandel tot mijn vijftiende jaar.
Zoek het werkwoord en noteer hiervan het hele werkwoord.

Slide 8 - Open vraag

wandelen
Wat is de laatste letter van het hele werkwoord -en?

Slide 9 - Open vraag

Ik wandel tot mijn vijftiende jaar.
Schrijf het werkwoord in de verleden tijd: stam + de(n) / stam + te(n)

Slide 10 - Open vraag

Mijn ouders fietsen iedere zondag.
Zoek het werkwoord en noteer hiervan het hele werkwoord.

Slide 11 - Open vraag

fietsen
Wat is de laatste letter van het hele werkwoord -en?

Slide 12 - Open vraag

Mijn ouders fietsen iedere zondag.
Schrijf het werkwoord in de verleden tijd: stam + de(n) / stam + te(n)

Slide 13 - Open vraag

Het broertje van Karim stept op straat.
Zoek het werkwoord en noteer hiervan het hele werkwoord.

Slide 14 - Open vraag

steppen
Wat is de laatste letter van het hele werkwoord -en?

Slide 15 - Open vraag

Het broertje van Karim stept op straat.
Schrijf het werkwoord in de verleden tijd: stam + de(n) / stam + te(n)

Slide 16 - Open vraag