Week 3 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd

"Er is een verband tussen onverdraagzaamheid en slechte spelling."

David Mitchell (Britse schrijver)

Dat gebeur... niet dagelijks nee.

1. gebeurt
2. gebeurd

Werkwoordspelling

1. Ik moet huilen
2. Ja dat kan ik!
3. Lastig, maar lukt wel
4. Ik doe maar wat

Is dit wel echt zo moeilijk?

Je krijgt nu vijf vragen over werkwoordspelling.

Ik ... (fietsen) naar school

1. Fiets
2. Fietst
3. Fietsd
4. Fietsen

De man .... (klagen) over de herrie van mijn scooter.

1. klaag
2. klaagt
3. klaagd
4. klagen

Katja ... (leggen) werkwoordspelling uit.

1. leg
2. legt
3. legd
4. leggen

Chris ... (begrijpen) dit al een tijdje.

1. begrijp
2. begrijpt
3. begrijpd
4. begrijpen

Na een flinke slok cola ... (boeren) m'n moeder keihard.

1. boer
2. boert
3. boerd
4. boeren

Maak gebruik van je kennis

Ik fiets naar school - ik loop naar school - ik step naar school 

Hij fietst naar school -hij loopt naar school -hij stept naar school

Ik word jarig - hij wordt jarig

Hij/zij/u/het vormen krijgen een t achter de stam 

Maak gebruik van je kennis

Twijfel je? Vervang de persoonsvorm dan voor het woord fietsen

Het gebeurt/gebeurd elke dag wel een keer

Het fietst elke dag wel een keer

Fietst is in dit geval met een -t gebeurt dus ook

Ali ... (verhuizen) naar een nieuwe villa.

1. Ali fiets
2. Ali fietst

Ali ... (verhuizen) naar een nieuwe villa.

1. Verhuist
2. Verhuisd

De belastingdienst ... (verspreiden) verkeerde informatie.

1. De belastingdienst fiets
2. De belastingdienst fietst

De belastingdienst ... (verspreiden) verkeerde informatie.

1. Verspreid
2. Verspreidt

Dus hoe zit het met -dt?

-dt ontstaat alleen bij woorden die al een -d hebben.

Worden - ik word - jij wordt

Melden - ik meld - jij meldt

Vinden - ik vind - jij vindt

Fietsen - ik fiets - jij fietst

Verleden tijd

Sterke werkwoorden:

- Ik loop -> ik liep

- Ik eet -> ik at

- Ik denk -> ik dacht

- Ik begrijp -> ik begreep

Je hoeft hier niet na te denken over -te(n) of -de(n)

Verleden tijd

Zwakke werkwoorden:

Ik fiets -> ik fietste                maar waarom?

Ik versier -> ik versierde

Het sexy fokschaap

Verleden tijd

Zwakke werkwoorden:

1) Haal van het hele werkwoord -en af

2) Kijk of de laatste letter in 

     Het sexy fokschaap zit

3) Ja     --> +te(n)

     Nee  --> +de(n)

Het sexy fokschaap

Verleden tijd

Zwakke werkwoorden:

Hakken         roeien    gebeuren       willen

Hakk               roei         gebeur            will

Hak+te(n)   roei+de(n)  gebeur+de(n)   wil+de(n)   

Het sexy fokschaap

Mijn dochter ... (kleien) een vaas in de kleuterklas (v.t.)

De buren ... (verven) hun schuurtje rood (v.t.)

-tte(n) en -dde(n)

Net als bij -dt in de tegenwoordige tijd

ontstaat -tte(n) en -dde(n) alleen bij

woorden die al een -t of -d hebben.

Jan fietst -> Jan fiets+te

Jan praat -> Jan praat+te

Jan meldt -> Jan meld+de

Het sexy fokschaap

Wij ... (verwachten) gisteren een belangrijk telefoontje

Sofie ... (beloven) dat ze beter haar best zou gaan doen (v.t.)

Oefenen

Kern les 25: opdracht 1 t/m 6 maken + nakijken.