periode 1 les 1 hoofdstuk1 mengen en scheiden

 Scheidingstechniek

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Scheidingstechniek

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen: week 1 t/m 3
  • Je kent de verschillende chemische richtingen.
  • je kunt uitleggen wat een chemische reactie is.
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
  • je kent de scheidingstechnieken en bij behorende mengsels
  • Je kunt uitleggen wat een chemische reactie is en wat een fase overgang
  • Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
  • Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren.


Slide 2 - Tekstslide

Alchemie: voorloper van de scheikunde

Slide 3 - Tekstslide

Zuivere stof
  • Soms is een stof in huis een zuivere stof.
  • Voorbeelden: suiker en zout

Slide 4 - Tekstslide

wie was de eerste Chemicus
A
meneer Keus
B
Democrites
C
meneer Klaassen
D
A. L. Chemie

Slide 5 - Quizvraag

anorganische
v
organische
stoffen

Slide 6 - Tekstslide

Mengsel
  • De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
  • Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.

Slide 7 - Tekstslide

mengsel:
meerdere soorten moleculen

zuivere stof:
één soort moleculen

Slide 8 - Tekstslide

Moleculen
Elke stof bestaat uit heel kleine bouwsteentjes: moleculen.
De stof water bestaat dus uit watermoleculen.
Eén watermolecuul heeft een doorsnede van ongeveer:




0,000 000 000 15 meter
  • dat betekent dat je ongeveer 7 000 000 000 watermoleculen op een rij kunt leggen in 1 meter!
  • dat is bijna net zoveel moleculen
    als er mensen op de wereld zijn!

Slide 9 - Tekstslide

 Zuivere stoffen en mengsels
Alle stoffen die we kennen bestaan uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we moleculen 
of atomen. 

Een molecuul suiker is anders dan een molecuul water. Dat kan liggen aan de vorm of de grootte.
Een molekuul is het kleinste deeltje van een stof, wat nog steeds de stofeigenschappen bezit van die stof.
We stellen ons de molekulen voor als 'bolletjes'. Je ziet dus twee verschillende bolletjes. Dat zijn dus twee verschillende molekulen; dus twee verschillende stoffen. In dit voorbeeld is de het ene molekuul suiker, het andere molekuul is water.

Slide 10 - Tekstslide

 Zuivere stoffen en mengsels
  • Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen.
  • Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen

Slide 11 - Tekstslide

We kennen drie soorten mengsels:
  • Oplossing
  • is helder 
  • kan een kleur hebben
  • bestaat uit oplosmiddel
  • en opgeloste stof
  • Suspensie
  • is troebel 
  • is wit of gekleurd
  • bestaat uit vloeistof
  • en vaste stof
  • Emulsie
  • is troebel 
  • is kleurloos, wit of gekleurd
  • bestaat uit vloeistof
  • en andere vloeistof

Slide 12 - Tekstslide

Sleep de juiste naam van het mengsel bij de goede letter.
A
B
C
OPLOSSING
SUSPENSIE
EMULSIE

Slide 13 - Sleepvraag

wat weet je nu van Chemie?

Slide 14 - Woordweb

Schematisch
  • Je kunt een mengsel scheiden. 
  • Je krijgt dan twee of meer zuivere stoffen.

Slide 15 - Tekstslide

Filtreren:
  •  Op basis van deeltjes grootte.
  •  Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier, kleine deeltjes wel.
Het RESidu is de RESt.
De vaste stof die in het filter achterblijft.

Het filtrAAT is wat door het filter gAAT.
De vloeistof die niet door het filter wordt tegengehouden.

Slide 16 - Tekstslide

Extraheren: 
  • Betekent "eruit halen".
  • Je hebt een geschikt oplosmiddel nodig.

Het oplosmiddel is hier water.
Het water "trekt" de smaak uit de droge theeblaadjes.

Slide 17 - Tekstslide

Extraheren schematisch

Slide 18 - Tekstslide

Alcohol als oplosmiddel
Sommige stoffen lossen niet op in water. Welke?
Voor deze stoffen heb je een ander oplosmiddel nodig. Bijvoorbeeld alcohol.

Slide 19 - Tekstslide

Alcohol als oplosmiddel

Alcohol wordt in allerlei producten als oplosmiddel gebruikt . Voorbeelden zijn parfum, deodorant en bepaalde soorten inkt en lak. Sommige stiften hebben inkt ‘op alcoholbasis’. Als je met zo’n stift schrijft of tekent, verdampt de alcohol en blijven de kleurstoffen achter. Je kunt de alcohol dan goed ruiken.

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • Wat: lees  en maak opgaven 1 t/m 9 in canvas 
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen gehaald?:
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
  • Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
  • Je kunt oplossingen emulsies en suspensies onderscheiden.
  • Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren.
  • Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen. (plusstof)

Slide 22 - Tekstslide

Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu

Slide 23 - Quizvraag

Molecuulmodel
Ken je de 3 belangrijkste eigenschappen van het molecuulmodel? Daarmee kun je de macroscopische eigenschappen op microscopisch niveau verklaren.

Slide 24 - Tekstslide

Chemische reactie

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een chemische reactie?
Een chemische reactie is een reactie die niet omkeerbaar is. Hierbij heb je altijd een beginstof en een of meerdere reactieproducten.
Hierom is een faseovergang geen chemische reactie.

Slide 26 - Tekstslide

Keukenzout zonder jodium is een voorbeeld van een ......
A
mengsel
B
zuivere stof
C
suspensie
D
filtraat

Slide 27 - Quizvraag

Thee is een mengsel. Thee bestaat dus uit..........
A
meerdere soorten moleculen
B
1 soort moleculen
C
1 molecuul
D
een suspensie

Slide 28 - Quizvraag

Als je zand met water mengt krijg je een ........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 29 - Quizvraag

Sprite is een heldere kleurloze frisdrank. Dit is een voorbeeld van een........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 30 - Quizvraag

Verf is troebel en kan wit of gekleurd zijn. Verf is een voorbeeld van een.......
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 31 - Quizvraag

Een emulsie is een mengsel van ........
A
een vaste stof en een vloeistof
B
twee vaste stoffen
C
twee of meer vloeistoffen
D
een gas en een vloeistof

Slide 32 - Quizvraag

Gemalen koffie wordt gemaakt door bonen te malen. Hierdoor:
A
worden de moleculen kleiner gemaakt
B
worden de moleculen veranderd
C
blijven de moleculen hetzelfde
D
komen er nieuwe moleculen bij

Slide 33 - Quizvraag

Als je een suspensie filtreert.........
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over

Slide 34 - Quizvraag

Thee zetten is een voorbeeld van extraheren. Hierbij is water .........
A
de smaakstof
B
het filtraat
C
het oplosmiddel
D
de opgeloste stof

Slide 35 - Quizvraag

wat vind je nog lastig?

Slide 36 - Open vraag

waar wil je nog meer overleren?

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide