Boek A, Hokjesschrift, pen, potlood+gum, geodriehoek, rekenmachine
Weektaak: §2.1 opdrachten 3 t/m 6
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
H2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Controle of je alles bij je hebt:
Boek A, Hokjesschrift, pen, potlood+gum, geodriehoek, rekenmachine
Weektaak: §2.1 opdrachten 3 t/m 6
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen:
Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren.
Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen. (plusstof)
11:55 door naar opgaven
Slide 2 - Tekstslide
Zuivere stof
Soms is een stof in huis een zuivere stof.
Voorbeelden: suiker en zout
Slide 3 - Tekstslide
Mengsel
De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.
Slide 4 - Tekstslide
Moleculen
Elke stof bestaat uit heel kleine bouwsteentjes: moleculen.
De stof water bestaat dus uit watermoleculen.
Eén watermolecuul heeft een doorsnede van ongeveer:
0,000 000 000 15 meter
dat betekent dat je ongeveer 7 000 000 000 watermoleculen op een rij kunt leggen in 1 meter!
dat is bijna net zoveel moleculen als er mensen op de wereld zijn!
Slide 5 - Tekstslide
Zuivere stoffen en mengsels
Alle stoffen die we kennen bestaan uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we moleculen.
Een molecuul suiker is anders dan een molecuul water. Dat kan liggen aan de vorm of de grootte.
Een molekuul is het kleinste deeltje van een stof, wat nog steeds de stofeigenschappen bezit van die stof.
We stellen ons de molekulen voor als 'bolletjes'. Je ziet dus twee verschillende bolletjes. Dat zijn dus twee verschillende molekulen; dus twee verschillende stoffen. In dit voorbeeld is de het ene molekuul suiker, het andere molekuul is water.
Slide 6 - Tekstslide
Zuivere stoffen en mengsels
Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen.
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
Slide 7 - Tekstslide
mengsel:
meerdere soorten moleculen
zuivere stof:
één soort moleculen
Slide 8 - Tekstslide
We kennen drie soorten mengsels:
Oplossing
is helder
kan een kleur hebben
bestaat uit oplosmiddel
en opgeloste stof
Suspensie
is troebel
is wit of gekleurd
bestaat uit vloeistof
en vaste stof
Emulsie
is troebel
is kleurloos, wit of gekleurd
bestaat uit vloeistof
en andere vloeistof
Slide 9 - Tekstslide
Sleep de juiste naam van het mengsel bij de goede letter.
A
B
C
OPLOSSING
SUSPENSIE
EMULSIE
Slide 10 - Sleepvraag
Schematisch
Je kunt een mengsel scheiden.
Je krijgt dan twee of meer zuivere stoffen.
Slide 11 - Tekstslide
Filtreren:
Op basis van deeltjes grootte.
Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier, kleine deeltjes wel.
Het RESidu is de RESt.
De vaste stof die in het filter achterblijft.
Het filtrAAT is wat door het filter gAAT.
De vloeistof die niet door het filter wordt tegengehouden.
Slide 12 - Tekstslide
Extraheren:
Betekent "eruit halen".
Je hebt een geschikt oplosmiddel nodig.
Het oplosmiddel is hier water.
Het water "trekt" de smaak uit de droge theeblaadjes.
11:55 door naar opgaven
Slide 13 - Tekstslide
Extraheren schematisch
11:55 door naar opgaven
Slide 14 - Tekstslide
Alcohol als oplosmiddel (+)
Sommige stoffen lossen niet op in water. Welke?
Voor deze stoffen heb je een ander oplosmiddel nodig. Bijvoorbeeld alcohol.
11:55 door naar opgaven
Slide 15 - Tekstslide
Alcohol als oplosmiddel
Alcohol wordt in allerlei producten als oplosmiddel gebruikt . Voorbeelden zijn parfum, deodorant en bepaalde soorten inkt en lak. Sommige stiften hebben inkt ‘op alcoholbasis’. Als je met zo’n stift schrijft of tekent, verdampt de alcohol en blijven de kleurstoffen achter. Je kunt de alcohol dan goed ruiken.
Slide 16 - Tekstslide
Opdrachten maken
Wat: lees en maak §2.2 opdracht 3 tot en met 9, 5 hoeft niet. blz.46.
Waar: Opdrachten maak je in je natuurkundeschrift.
Tijd: 15 minuten lang
Huiswerk: leren 2.1 en 2.2, §2.2 opdracht 3 tot en met 9, 5 hoeft niet.
Klaar?: lees par. 1.3, doe de vaardighedentrainer van par. 1.3 op de site
timer
15:00
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen gehaald?:
Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren.
Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen. (plusstof)
Slide 18 - Tekstslide
Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu
Slide 19 - Quizvraag
Thee is een mengsel. Thee bestaat dus uit..........
A
meerdere soorten moleculen
B
1 soort moleculen
C
1 molecuul
D
een suspensie
Slide 20 - Quizvraag
Als je zand met water mengt krijg je een ........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat
Slide 21 - Quizvraag
Verf is troebel en kan wit of gekleurd zijn. Verf is een voorbeeld van een.......
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat
Slide 22 - Quizvraag
Een emulsie is een mengsel van ........
A
een vaste stof en een vloeistof
B
twee vaste stoffen
C
twee of meer vloeistoffen
D
een gas en een vloeistof
Slide 23 - Quizvraag
Als je een suspensie filtreert.........
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over
Slide 24 - Quizvraag
Thee zetten is een voorbeeld van extraheren. Hierbij is water .........