Rust/stilte in de klas (luisteren naar elkaar en de docent) ⇒ zodat jullie minder lang hoeven te luisteren en sneller zelfstandig kunnen werken :)
Als er goed gewerkt wordt, zal er meer ruimte komen voor huiswerk maken.
Uitleg afwisselen met zelfstandig/samenwerken
Goed werken = ruimte maken voor leuke werkvormen in een hoofdstuk (zoals kahoot of blooket etc.)
Extra uitleg als je iets niet snapt
Duidelijkheid (geef aan als iets onduidelijk is, dan kan ik deze tip meenemen)
Lief met elkaar omgaan.
Slide 6 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Die Hausaufgaben
Der-Gruppe (Grammatik)-> die Aufgaben machen
Logo/Digiclash
Keine Hausaufgaben
Slide 7 - Tekstslide
Die Hausaufgaben besprechen/ nachsehen
Die Aufgaben 6, 7, 9, 10 und 11 machen
- Seite 17
Slide 8 - Tekstslide
Der-Gruppe (naamvallen)
1. Nominativ = onderwerp
3. Dativ = meewerkend voorwerp
4. Akkusativ = lijdend voorwerp
Slide 9 - Tekstslide
Der-Gruppe (naamvallen)
Ik geef het boekaan de moeder.
Ich gebe der Mutter das Buch.
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
Slide 10 - Tekstslide
Der-Gruppe (naamvallen)
Ich gebe der Mutter das Buch.
Mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. Nominativ
onderwerp
der Mann
die Frau
das kind
die Kinder
3. Dativ
meewerkend voorwerp
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
4. Akkusativ
lijdend voorwerp
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
Slide 11 - Tekstslide
Der-Gruppe (naamvallen)
d.... Polizistin gibt (+4) d..... Frau eine Geldbuße.
Mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. Nominativ
onderwerp
der Mann
die Frau
das kind
die Kinder
3. Dativ
meewerkend voorwerp
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
4. Akkusativ
lijdend voorwerp
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
Slide 12 - Tekstslide
Der-Gruppe (naamvallen)
Voorzetsels 3e en 4e naamval goed leren, voorbeelden:
mit, nach, bei, seit (3e naamval) -> mit d... Frau
um, gegen, für (4e naamval) -> für d.... Mann
Slide 13 - Tekstslide
Der-Gruppe (naamvallen)
Die Aufgaben: 18, 19, 20 und 21 machen
timer
3:00
Slide 14 - Tekstslide
Digiclash
Slide 15 - Tekstslide
Die Hausaufgaben
/
Slide 16 - Tekstslide
Die Prüfung Reflektion
Op tijd beginnen met woorden en zinnen leren (min. 1 week + oefentijd)
Basisgrammatica en woordenschat beheersen
Zinsopbouw trainen
kant-en-klare zinnen uit je hoofd leren!
Hoofdletters (wanneer wel/niet?)
Hulp vragen als je iets niet snapt (wordt er niks gevraagd kan ik ook niet helpen of extra hulp bieden, neem a.u.b. je verantwoordelijkheid hierin)
Let op! ⇨ Een schrijftoets is geen reproductie toets meer, je kunt dit niet even in 1 uur tijd leren en goed maken. Dit moet je vaak en serieus oefenen/leren. Niet te vergelijken met leerjaar 2 (je zit een klas hoger)