Rust/stilte in de klas (luisteren naar elkaar en de docent) ⇒ zodat jullie minder lang hoeven te luisteren en sneller zelfstandig kunnen werken :)
Als er goed gewerkt wordt, zal er meer ruimte komen voor huiswerk maken.
Uitleg afwisselen met zelfstandig/samenwerken
Goed werken = ruimte maken voor leuke werkvormen in een hoofdstuk (zoals kahoot of blooket etc.)
Extra uitleg als je iets niet snapt
Duidelijkheid (geef aan als iets onduidelijk is, dan kan ik deze tip meenemen)
Lief met elkaar omgaan.
Slide 6 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Keine Hausaufgaben
Naamvallen afmaken
Aussprache üben
Schreiben
Die Hausaufgaben
Slide 7 - Tekstslide
Die Hausaufgaben besprechen/ nachsehen
Naamvallen afmaken
Slide 8 - Tekstslide
Aussprache üben
Aufgabe 27, 28 (2-3 Min.)
Aufgabe 29
timer
3:00
Slide 9 - Tekstslide
Schreiben
Die Aufgaben 37, 38 und 39 machen
Slide 10 - Tekstslide
Die Hausaufgaben
Die Aufgaben 37, 38, 39, 40 und 41 machen
Slide 11 - Tekstslide
Ein-Gruppe (naamvallen)
1. Nominativ = onderwerp
3. Dativ = meewerkend voorwerp
4. Akkusativ = lijdend voorwerp
Slide 12 - Tekstslide
Ein-Gruppe (naamvallen)
Ik geef een boekaan mijn moeder.
Ich gebe meiner Mutter ein Buch.
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
Slide 13 - Tekstslide
Ein-Gruppe (naamvallen)
Ich gebe meiner Mutter ein Buch.
Mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. Nominativ
onderwerp
ein Mann
eine Frau
ein kind
keine Kinder
3. Dativ
meewerkend voorwerp
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
4. Akkusativ
lijdend voorwerp
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
Slide 14 - Tekstslide
Ein-Gruppe (naamvallen)
d.... Polizistin gibt (+4) ein..... Mutter eine Geldbuße.
Mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. Nominativ
onderwerp
ein Mann
eine Frau
ein kind
keine Kinder
3. Dativ
meewerkend voorwerp
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
4. Akkusativ
lijdend voorwerp
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
Slide 15 - Tekstslide
Ein-Gruppe (naamvallen)
Voorzetsels 3e en 4e naamval goed leren, voorbeelden:
mit, nach, bei, seit (3e naamval) -> mit dein... Frau
um, gegen, für (4e naamval) -> für dein.... Mann
Slide 16 - Tekstslide
Die Prüfung Reflektion
Op tijd beginnen met woorden en zinnen leren (min. 1 week + oefentijd)
Basisgrammatica en woordenschat beheersen
Zinsopbouw trainen
kant-en-klare zinnen uit je hoofd leren!
Hoofdletters (wanneer wel/niet?)
Hulp vragen als je iets niet snapt (wordt er niks gevraagd kan ik ook niet helpen of extra hulp bieden, neem a.u.b. je verantwoordelijkheid hierin)
Let op! ⇨ Een schrijftoets is geen reproductie toets meer, je kunt dit niet even in 1 uur tijd leren en goed maken. Dit moet je vaak en serieus oefenen/leren. Niet te vergelijken met leerjaar 2 (je zit een klas hoger)