Periode 1: WTT: Les 1: Theorie blz. 39 - 41

                   Les 1
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

                   Les 1

Slide 1 - Tekstslide

WTT Theorie bladzijde 39 - 41

  1. Schrijfdoelen, tekstsoorten, tekstvormen.
  2. Feitelijke en waarderende uitspraken.

Slide 2 - Tekstslide

Welke schrijfdoelen ken je?

Slide 3 - Woordweb

Zeven schrijfdoelen
 
  1.  Informeren: informatie geven, of gegevens leveren
  2.  Instrueren: aanwijzingen geven, iets (aan)leren
  3.  Uiteenzetten: uitleggen hoe iets in elkaar zit, hoe iets werkt
  4.  Overtuigen: iets betogen, ervoor zorgen dat de lezer de mening van de schrijver gaat delen
  5.  Beschouwen: iets van verschillende kanten belichten, de lezer aan het denken zetten
  6.  Activeren: de lezer tot actie over laten gaan, iets laten doen
  7.  Amuseren: de lezer vermaken, entertainen

  1.                                                      Ezelsbruggetje: I I U O B A A

Slide 4 - Tekstslide


Welk schrijfdoel past bij een reclametekst?
A
Informeren
B
Beschouwen
C
Activeren
D
Overtuigen

Slide 5 - Quizvraag


Wat is geen schrijfdoel van een column?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Beschouwen
D
Amuseren

Slide 6 - Quizvraag


Onder welk schrijfdoel plaatsen we een roman?
A
Informeren
B
Uiteenzetten
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 7 - Quizvraag


Welke schrijftechniek wordt vaak gebruikt om te overtuigen?
A
Het gebruik van humor en ironie.
B
Het gebruik van lange zinnen en moeilijke woorden.
C
Het gebruik van herhaling en opsomming.
D
Het gebruik van argumenten en bewijsmateriaal.

Slide 8 - Quizvraag


Wat is een voorbeeld van het schrijfdoel 'beschouwen'?
A
Een sollicitatiebrief schrijven
B
Een overtuigende reclametekst opstellen
C
Een tekst over de voor- en nadelen van social media
D
Een kort verhaal over een avontuur

Slide 9 - Quizvraag


Wat is het schrijfdoel van een tekst waarin staat hoe je een fietsband moet plakken?
A
Beschouwen
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 10 - Quizvraag


Welk schrijfdoel wordt gebruikt in een nieuwsbericht?
A
Uiteenzetten
B
Informeren
C
Beschouwen
D
Activeren

Slide 11 - Quizvraag

Tekstsoorten en tekstvormen

  • Tekstsoorten: Uiteenzetting/ Betoog/ Beschouwing

  • Tekstvormen: hoe de tekst eruit ziet: indeling in alinea's, titel erboven. Tekstvorm is NIET gekoppeld aan een schrijfdoel. Je kunt bijvoorbeeld een artikel schrijven om te informeren, maar ook om te amuseren of om te overtuigen.

Slide 12 - Tekstslide

Tekstsoorten: 1. Uiteenzetting

  • Uiteenzetting: 

  • dit is een informatieve tekst die alleen maar feiten bevat en de tekst is objectief. De schrijver of spreker legt iets uit, beschrijft iets, verklaart iets of deelt iets mee.

  • Doel: uiteenzetten

Slide 13 - Tekstslide

Tekstvormen van uiteenzetting

  • overzichtsartikel in krant of tijdschrift
  • achtergrondartikel in krant of tijdschrift
  • tekst in een schoolboek
  • naslagwerk
  • zakelijke brief 

  • Doel: uiteenzetten

Slide 14 - Tekstslide

Tekstsoorten: 2. Betoog 
  • Betoog:  

  • een tekst waarin een schrijver zijn/haar standpunt geeft en die met argumenten ondersteunt. Een betoog is dus in de regel subjectief

  • Doel: overtuigen

Slide 15 - Tekstslide

Tekstvormen van betoog


  • commentaar of opiniestuk in kranten, tijdschriften of online
  • recensie
  • column
  • ingezonden brief

  • Doel: overtuigen

Slide 16 - Tekstslide

Tekstsoorten: 3. Beschouwing
  • Beschouwing:

  • een tekst waarin de schrijver de lezer interpretaties, verklaringen of opinies voorlegt. Er kunnen argumenten voor of tegen een standpunt naar voren worden gebracht. Ook kunnen er meerdere standpunten naar voren worden gebracht. Deze teksten kunnen subjectief maar ook objectief zijn.

  • Het doel is NIET om de lezer te overtuigen maar:  de lezer over de kwestie te laten nadenken

Slide 17 - Tekstslide

Tekstvormen van beschouwing


  • achtergrondartikel in krant tijdschrift of online
  • recensie
  • column of blog

  • Doel: lezer over de kwestie laten nadenken

Slide 18 - Tekstslide

Tekstsoort
Schrijfdoel
Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Informeren
Overtuigen
Adviseren
Activeren
Amuseren

Slide 19 - Sleepvraag

Een tekst waarvan het doel is om de lezer te overtuigen
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 20 - Quizvraag

Een beschouwing
A
is objectief
B
is subjectief
C
kan zowel objectief als subjectief zijn

Slide 21 - Quizvraag

Een tekst waarin de schrijver iets uitlegt, iets beschrijft, iets verklaart of iets meedeelt
A
beschouwing
B
betoog
C
uiteenzetting

Slide 22 - Quizvraag

Een betoog is
A
objectief
B
subjectief

Slide 23 - Quizvraag

Een tekst waarin de schrijver interpretaties, verklaringen, of opinies voorlegt.
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 24 - Quizvraag

Een uiteenzetting is
A
objectief
B
subjectief

Slide 25 - Quizvraag

Een tekst waarin een schrijver zijn standpunt geeft met argumenten
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 26 - Quizvraag

Een beschouwing heeft als doel de lezer te overtuigen
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Feitelijke en waarderende uitspraken
  • Een feitelijke uitspraak:
  • een uitspraak waarvan de schrijver of spreker meent dat deze waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Als een feitelijke uitspraak inderdaad waar is, is het een feit.

  • Een waarderende uitspraak:
  • een niet-feitelijke uitspraak. Het is een uitspraak waarmee de schrijver of spreker aangeeft of hij iets goed of slecht, mooi of lelijk, gepast of ongepast, wenselijk of onwenselijk, waardevol of waardeloos vindt.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een feitelijke uitspraak?
A
Ik hou van de zon.
B
De zon schijnt vandaag.

Slide 29 - Quizvraag

Welke uitspraak is een waarderende uitspraak?
A
Het examen was moeilijk.
B
Je hebt fantastisch gepresteerd op het examen.

Slide 30 - Quizvraag

Welke van de onderstaande uitspraken is een feitelijke uitspraak?
A
De bevolking is tevreden met de nieuwe regelgeving.
B
De winst van het bedrijf is verdubbeld dit jaar.
C
De inflatie is gestegen naar 3%.
D
De politieke partij heeft veel steun gekregen voor hun standpunt.

Slide 31 - Quizvraag

Welke uitspraak is een waarderende uitspraak?
A
De omzet van het bedrijf is verdubbeld.
B
De hulpverleners verdienen alle lof voor hun inzet.
C
De nieuwe film heeft lovende recensies ontvangen.
D
Het weer was prachtig tijdens het evenement.

Slide 32 - Quizvraag

Welke is een feitelijke uitspraak?
A
Ik vind de sterren fascinerend.
B
De aarde draait om de zon.

Slide 33 - Quizvraag

Ik kan de zeven schrijfdoelen herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Ik kan de drie voornaamste tekstsoorten noemen en toelichten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ik kan per schrijfdoel een voorbeeld geven van tekstvormen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Ik weet wat feitelijke en waarderende uitspraken zijn en ik kan het verschil bepalen tussen deze twee soorten uitspraken
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Examentraining/ Leesvaardigheid
Aan de slag:

  1. Lees Tekst  1 in de reader WTT
  2. Maak de vier vragen die bij Tekst 1 horen in WTO

Niet af in de les = huiswerk voor de volgende les waarin we WTT/WTO behandelen

Slide 38 - Tekstslide

Online oefenen met de woorden uit de teksten uit WTT
Via Quizlet kun je online oefenen met zogenaamde 'flashcards':
https://quizlet.com/join/YAsxSX9v8?i=1i37wj&x=1rqt

Het is nog beter om zelf flashcards te maken! Tijdens het maken slijpen de definities al in.

(Deze kaartjes zijn te koop bij de Hema, de docent heeft er ook nog een paar.)



Slide 39 - Tekstslide