Periode 1: WTT: Les 2: Theorie blz. 42 - 45

                  Les 2

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

                  Les 2

Slide 1 - Tekstslide


                
               Herhalen Theorie WTT Les 1


Slide 2 - Tekstslide

Welke schrijfdoelen ken je?

Slide 3 - Woordweb


Welk schrijfdoel past bij een reclametekst?
A
Informeren
B
Beschouwen
C
Activeren
D
Overtuigen

Slide 4 - Quizvraag


Wat is geen schrijfdoel van een column?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Beschouwen
D
Amuseren

Slide 5 - Quizvraag


Onder welk schrijfdoel plaatsen we een roman?
A
Informeren
B
Uiteenzetten
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 6 - Quizvraag


Welke schrijftechniek wordt vaak gebruikt om te overtuigen?
A
Het gebruik van humor en ironie.
B
Het gebruik van lange zinnen en moeilijke woorden.
C
Het gebruik van herhaling en opsomming.
D
Het gebruik van argumenten en bewijsmateriaal.

Slide 7 - Quizvraag


Wat is een voorbeeld van het schrijfdoel 'beschouwen'?
A
Een sollicitatiebrief schrijven
B
Een overtuigende reclametekst opstellen
C
Een tekst over de voor- en nadelen van social media
D
Een kort verhaal over een avontuur

Slide 8 - Quizvraag


Wat is het schrijfdoel van een tekst waarin staat hoe je een fietsband moet plakken?
A
Beschouwen
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 9 - Quizvraag


Welk schrijfdoel wordt gebruikt in een nieuwsbericht?
A
Uiteenzetten
B
Informeren
C
Beschouwen
D
Activeren

Slide 10 - Quizvraag

Een tekst waarvan het doel is om de lezer te overtuigen
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 11 - Quizvraag

Een beschouwing
A
is objectief
B
is subjectief
C
kan zowel objectief als subjectief zijn

Slide 12 - Quizvraag

Een tekst waarin de schrijver iets uitlegt, iets beschrijft, iets verklaart of iets meedeelt
A
beschouwing
B
betoog
C
uiteenzetting

Slide 13 - Quizvraag

Een betoog is
A
objectief
B
subjectief

Slide 14 - Quizvraag

Een tekst waarin de schrijver interpretaties, verklaringen, of opinies voorlegt.
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 15 - Quizvraag

Een uiteenzetting is
A
objectief
B
subjectief

Slide 16 - Quizvraag

Een tekst waarin een schrijver zijn standpunt geeft met argumenten
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 17 - Quizvraag

Een beschouwing heeft als doel de lezer te overtuigen
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een feitelijke uitspraak?
A
Ik hou van de zon.
B
De zon schijnt vandaag.

Slide 19 - Quizvraag

Welke uitspraak is een waarderende uitspraak?
A
Het examen was moeilijk.
B
Je hebt fantastisch gepresteerd op het examen.

Slide 20 - Quizvraag

Welke uitspraak is een waarderende uitspraak?
A
De omzet van het bedrijf is verdubbeld.
B
De hulpverleners verdienen alle lof voor hun inzet.
C
De nieuwe film heeft lovende recensies ontvangen.
D
Het weer was prachtig tijdens het evenement.

Slide 21 - Quizvraag

Welke van de volgende uitspraken is een feitelijke uitspraak?
A
De regering doet haar best om de economie te redden.
B
De bevolking is blij met de nieuwe wetgeving.
C
De politieke situatie is zorgwekkend.
D
Het aantal besmettingen is gestegen met 20%.

Slide 22 - Quizvraag

Welke is een feitelijke uitspraak?
A
Ik vind de sterren fascinerend.
B
De aarde draait om de zon.

Slide 23 - Quizvraag

WTT Theorie bladzijde 42 - 45

  • 3) Manieren om alinea's met elkaar te verbinden.

  • 4) Soorten verbanden en signaalwoorden.

Slide 24 - Tekstslide

Manieren om alinea's met elkaar te verbinden
  • Alineaverbanden/tekstverbanden: de logische verbanden tussen alinea's in een tekst.

  • Manieren om de verbanden aan te geven:

  • 1) Herhaling van woorden, woordgroepen of gebruik van synoniemen: de zgn. overlappers.
  • 2) Signaalwoorden.
  • 3) Signaalzinnen: aankondigende en terugblikkende signaalzinnen of combi.
  • 4) Overgangszinnen met een verwijzend woord: bv.: deze, die, dat, dergelijke, zulke.

Slide 25 - Tekstslide

Overlappers
(...) Sportartsen concludeerden ook een duidelijk verband tussen het eten van koolhydraten en de conditie en het uithoudingsvermogen van de sporters. 

Door het eten van veel koolhydraten verhogen de sporters hun kans op succes.(...)

Van alle grote planteneters, zoals olifanten, giraffen en gorilla’s, wordt bijna zestig procent met uitsterven bedreigd. Wat gebeurt er als het echt zover komt? Een internationaal team van ecologen onderzocht de gevolgen van het uitsterven van deze dieren.

Het team van ecologen onderzocht meer dan vierenzeventig soorten grote planteneters van meer dan honderd kilo. Na hun onderzoek kwamen ze met verontrustende vooruitzichten. 

Slide 26 - Tekstslide

Signaalwoorden

  • In pretpark Walibi zijn vele attracties. Er is een achtbaan en een draaimolen. Verder is er een grote glijbaan. Daarnaast is Walibi beroemd om zijn waterbaan. (Opsomming)

  • Celine heeft erg lang in de draaimolen gezeten. Daardoor is ze een beetje misselijk geworden.

  • Sam vindt achtbanen heerlijk. Hij vindt dat net zoiets als vliegen.

Slide 27 - Tekstslide

Signaalzinnen
  • Aankondigende:    Ik zal hier nu enkele voor- en nadelen van bespreken.
  •                                       Maar aan het systeem kleven ook enkele bezwaren.
  •                                       Hoe is … te verklaren?

  • Terugblikkende:     Van de besproken verklaringen lijkt de laatste me het meest aannemelijk.
  •                                       Eerder noemde ik al een reeks bezwaren.

  • Combinatie:            De oplossingen die ik hiervoor noemde, zal ik later nog toelichten.
  •                                      Welke conclusie kunnen we nu uit bovenstaande onderzoeksresultaten
  •                                      trekken?

Slide 28 - Tekstslide

Soorten verbanden en signaalwoorden
  • Structuuraanduiders: signaalwoorden, woorden waarmee je duidelijk kunt maken hoe een tekst is opgebouwd en hoe de onderdelen ervan samenhangen.

  • Signaalwoorden maken duidelijk wat de functie van de alinea's is ten opzichte van elkaar en hoe zinnen met elkaar in verband staan.


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

(...) Sportartsen concludeerden dan ook een duidelijk verband tussen het eten van koolhydraten en het uithoudingsvermogen van sporters.

Door het eten van veel koolhydraten verhogen de sporters hun kans op succes. (...)

Het verband tussen deze twee 'alinea's' wordt gevormd door:
A
Overlappers
B
Signaalwoorden
C
Signaalzinnen
D
Overgangszin met een verwijswoord.

Slide 31 - Quizvraag

In pretpark Walibi zijn vele attracties. Er is een achtbaan en een draaimolen. Verder is een een grote glijbaan. Daarnaast is Walibi beroemd om zijn waterbaan.

De signaalwoorden geven een ......
A
tegenstelling
B
oorzaak
C
opsomming
D
gevolg

Slide 32 - Quizvraag

Ik zal nu enkele voor- en nadelen bespreken.

Dit is een .....
A
terugblikkende zin
B
aankondigende zin
C
combinatiezin

Slide 33 - Quizvraag

Welk signaalwoord gebruiken we om een redengevend verband te leggen tussen zinnen en/of alinea's?
A
echter
B
dus
C
tevens
D
weliswaar

Slide 34 - Quizvraag

Welk signaalwoord gebruiken we om een tegenstellend verband te creëren in een zin of tussen alinea's?
A
niettemin
B
daarnaast
C
met de bedoeling
D
zoals

Slide 35 - Quizvraag

Examentraining/ Leesvaardigheid
Aan de slag:

* Lees Tekst  2 in de reader WTT
* Maak de volgende opdrachten van Tekst 2 in WTO: Begin met 18 + inleveren via Teams
   Daarna maak je 1/2/3/4/5/6/7/8/9/11/12

Niet af in de les = huiswerk voor de volgende les waarin we WTT/WTO behandelen

Slide 36 - Tekstslide

Ik ken de drie manieren om alinea's met elkaar te verbinden en ik kan deze herkennen in teksten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Ik kan signaalwoorden herkennen en weet wat hun functie is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll