BS 11.1 en 11.2 06-03-2024

11.1 en 11.2
11.1 Erfelijke eigenschappen 


11.2 Chromosomen doorgeven
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

11.1 en 11.2
11.1 Erfelijke eigenschappen 


11.2 Chromosomen doorgeven

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
  • Eigenschappen zijn kenmerken .
  • Deze eigenschappen krijg je van ouders -> erfelijke eigenschappen.
  • Erfelijke eigenschappen zien er bij iedereen anders uit. Dit noem je fenotype (uiterlijk)

Slide 2 - Tekstslide

Fenotype

Slide 3 - Tekstslide

Aanleg
  • Van sommige eigenschappen weet je pas dat je ze hebt wanneer je ze gaat gebruiken. Je hebt dan aanleg geërfd.

  • Het fenotype is afhankelijk van de erfelijke eigenschappen en invloeden uit de omgeving.

Slide 4 - Tekstslide

Fenotype
  • Van sommige eigenschappen weet je pas dat je ze hebt wanneer je ze gaat gebruiken. Je hebt dan aanleg geërfd.

  • Het fenotype is afhankelijk van de erfelijke eigenschappen en invloeden uit de omgeving.

Slide 5 - Tekstslide

Waar zit de informatie voor je eigenschappen?
  • In de celkern van cellen zitten dunne draden; de chromosomen

  • Chromosomen bestaan voor het grootste deel uit DNA.

  • DNA  bevat alle informatie van jouw lichaam.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noemen we de erfelijke eigenschappen zelf die op de chromosomen liggen?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 9 - Quizvraag

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 10 - Quizvraag

11.2 Leerdoeltjes
Je kunt beschrijven hoe chromosomen doorgegeven worden.

Je kunt uitleggen wanneer uit een bevruchte eicel een jongen of een meisje ontstaat.
Je kunt uitleggen hoe het komt dat geslachtscellen van een mens 23 chromosomen bevatten.
Je kunt uitleggen waardoor al je lichaamscellen dezelfde chromosomen bevatten.


Slide 11 - Tekstslide

Chromosomen doorgeven
  • Geslachtscellen hebben van elk chromosomenpaar 1 chromosoom, dus 23 chromosomen.
  • Bij de bevruchting smelten de kernen van de zaadcel en eicel samen en heb je 23 + 23 weer 46 chromosomen. (23 paren)

Slide 12 - Tekstslide

Chromosomen doorgeven
Vader bepaalt geslacht, want
  1. Vrouwen kunnen alleen x doorgeven
  2. Mannen kunnen x of y doorgeven

Slide 13 - Tekstslide

Van 46 naar 23
Splitsing van een 
chromosoom heet 
reductiedeling 
of meiose.

Dit bij het maken van
zaadcellen en eicellen.

Slide 14 - Tekstslide

Van 46 naar 46
 Gewone lichaamscel delen = mitose of gewone celdeling

Slide 15 - Tekstslide

Van 46 blijft 46 (kopieën)
 Gewone lichaamscel delen = mitose of gewone celdeling

Slide 16 - Tekstslide

Cellen van een konijn bevatten 44 chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevat een cel in een spier van een konijn?
A
44
B
22
C
66
D
88

Slide 17 - Quizvraag

Cellen van een konijn bevatten 44 chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevat een zaadcel van een konijn?
A
44
B
22
C
66
D
88

Slide 18 - Quizvraag

Maakwerk
blz. 94 opdracht 3
blz. 95 opdracht 5
blz. 96 opdracht 8
blz. 97 opdracht 9
blz. 98 opdracht 12



Slide 19 - Tekstslide

11.3 Je lijkt op

Slide 20 - Tekstslide

Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen?

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen?

Slide 22 - Tekstslide

Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen

Dominant: gen dat overheerst over een ander gen.
Recessief: gen dat onderdrukt wordt.

Slide 23 - Tekstslide

Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen

Dominant: gen dat overheerst over een ander gen.
Recessief: gen dat onderdrukt wordt.

Slide 24 - Tekstslide

Genotypen noteren
Met letters.
Dominant = hoofdletter
Recessief = kleine letter

Slide 25 - Tekstslide

Genen voorspellen
Met een kruisingsschema

Slide 26 - Tekstslide

Erfelijke aandoeningen
"foutje" in een gen, wat doorgegeven wordt op het kind.

Mutatie = foutje in een gen

Mutatie wordt alleen doorgegeven wanneer het
 in een geslachtscel plaats vindt!

Slide 27 - Tekstslide

Erfelijke aandoeningen
Dragers hebben een recessief gen voor een ziekte.
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
<-- ziek

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

11.3 Evolutie

Slide 30 - Tekstslide

  • Darwin
  • Evolutietheorie

Slide 31 - Tekstslide

Hoe ontstaan verschillende rassen?
Gezamenlijke voorouder

Ras: groep individuen van dezelfde soort die er
ongeveer hetzelfde uitzien.

Veredelen/kunstmatige selectie:
selecteren en kruisen zodat het ras steeds 
beter of mooier wordt.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Natuurlijke selectie
Variatie in fenotype ontstaat door:
1. Omgeving
2. Erfelijke variatie

Natuurlijke selectie: organismen passen
zich aan aan hun omgeving.

Slide 34 - Tekstslide

Evolutie
Evolutie: het langzaam ontstaan van de ene soort uit een andere soort.


Evolutie vs. evolutietheorie

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Evolutie
Er zijn drie voorwaarden voor evolutie:
1. Er is variatie
2. De variatie is erfelijk
3. Er is (natuurlijke) selectie

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Wat betekent deze spotprent
volgens jou?

Slide 39 - Open vraag

11.4 Verwantschap

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Leven op aarde
Wetenschapper denken dat de aarde ong. 4,5 miljard jaar oud is en dat het eerste leven 3,5 miljard jaar geleden ontstond.

1. Eerste 2,5 miljard jaar: alleen eencellige organismen in het water.
2. 900 miljoen jaar geleden: meercellige organismen ontstaan (alg + kwal)
3. 450 miljoen jaar geleden: eerste gewervelde dieren (vis + landplant)
4. 400 miljoen jaar geleden: eerste landdieren

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Fossielen
Fossielen zijn overblijfselen van organismen. Vaak zijn het harde delen die overblijven.

Het ontstaan van fossielen
1. Dood dier zinkt naar de bodem van de zee. De zachte delen verrotten.
2. De harde delen worden bedekt door steeds nieuwe lagen van zand en klei.
3. De lagen zand en klei worden samengeperst tot steen (verstenen)
4. De steenlagen verschuiven waardoor het fossiel omhoog komt.

Slide 44 - Tekstslide

Fossielen
Fossielen zijn overblijfselen van organismen. Vaak zijn het harde delen die overblijven.

Slide 45 - Tekstslide

Verwantschap
De verwantschap tussen soorten laat je zien in een verwantschapsschema.
Het laat ook de gemeenschappelijke voorouders zien.

Slide 46 - Tekstslide

A
C
B
D
E
Wat is de gemeenschappelijke voorouder van Gibbon en Mens?

Slide 47 - Sleepvraag

Waar bevind de gemeenschappelijke voorouder zich?
Apen en knaagdieren
Halfapen en tupaia
Knaagdieren en hazen

Slide 48 - Sleepvraag