Het werkwoord fahren

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ich
du 
fährst
fahre

Slide 5 - Sleepvraag

er, sie, es
wir
fährt
fahren

Slide 6 - Sleepvraag

ihr
Sie
fahren
fahrt

Slide 7 - Sleepvraag

Gebruik de juiste vorm-
Wir _____ nach Amsterdam.

Slide 8 - Open vraag

Gebruik de juiste vorm-
Ihr _____ zum Zoo.

Slide 9 - Open vraag

Gebruik de juiste vorm-
Ich _____ nach Hause.

Slide 10 - Open vraag

Gebruik de juiste vorm-
Paul ____ zum Supermarkt.

Slide 11 - Open vraag

Gebruik de juiste vorm-
Saskia, _____ du mit dem Bus?

Slide 12 - Open vraag

Gebruik de juiste vorm-
Herr Schmidt, _____ Sie auch zum Konzert?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide