herhaalles voor CE

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

herhaalles voor CE

weer en klimaat - NL

stukje herhaling

CE-vragen maken

Weer of klimaat?

Wat is het verschil?

Weer

Toestand van de atmosfeer die:

- van dag tot dag verschilt

- die op korte afstand van elkaar kan verschillen.

In Den Haag regent het terwijl het in Pijnacker droog is.

Vanochtend was het mistig, maar vanmiddag schijnt de zon.

Klimaat =

Het gemiddelde weer over 30 jaar, over een groter gebied.

Het zegt dus niets over 1 specifiek moment.

'In Nederland zijn de zomers minder warm dan in Spanje'  gaat over het .........

'Het is vandaag droog in Nederland, terwijl het in Spanje regent' gaat over het .........

'In Spanje zijn de zomers droog' gaat over het .........

weerkaart aflezen

H = ??? =  droog/neerslag

L = ??? = droog/neerslag

Als de lijnen dicht bij elkaar liggen dan.....

weerkaart aflezen

H = hoge luchtdruk = droog

L = lage luchtdruk = neerslag

Als de lijnen dicht bij elkaar liggen dan waait het hard.

Laag drukgebied = neerslag

In NL vooral frontale neerslag.

Warme lucht moet over de

koude lucht heen.

De warme lucht gaat omhoog,

koelt af en condenseert.

Vaak regen maar kan ook

hagel of sneeuw zijn.

Maar neerslag kan ook zo ontstaan:

Bij de evenaar:

warme lucht stijgt op, 

koelt af en gaat

condenseren.

Bij bergen:

lucht wordt over de berg gduwd, koelt af en gaat

condenseren.

Klimaatgrafiek aflezen

Oceanen/zeeën zorgen voor een gematigd klimaat

(matigen = minder extreem)

Zomer:

Zee warmt niet zo snel op.

Gebieden dichtbij zee zijn daarom in de 

zomer wat minder warm dan gebieden ver weg van zee.

Winter:

Zee koelt niet zo snel af.

Gebieden dichtbij zee zijn daarom in de winter wat minder koud dan gebieden ver weg van zee.

Hoe verschilt het klimaat van Nederland (Amsterdam) met het klimaat van Saratov (Rusland)?

Kijk naar de zomer en de winter

Nederland heeft een gematigd zeeklimaat

Koele, natte zomers (niet heel warm)

milde, natte winters (niet heel koud)

Maak de CE opgaven.

Schrijf jouw naam op.

Gebruik jouw lesboek om eventueel info op te zoeken.

Lever jouw antwoorden in bij de docent.