2H Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Tekstverbanden
en signaalwoorden
herhalen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden
en signaalwoorden
herhalen

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst zijn woorden, zinnen en alinea's met elkaar verbonden.
Zo'n samenhang noem je een tekstverband.
Elk verband ontstaat door woorden, zinnen of alinea's aan elkaar te plakken met signaalwoorden.
Elk tekstverband heeft zijn eigen signaalwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Kies is het signaalwoord bij een chronologisch verband.
A
daarna
B
bijvoorbeeld
C
kortom
D
als ... dan

Slide 3 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je je kaart en vervolgens kun je inchecken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden van een concluderend verband?
A
omdat, daarom, dus
B
doordat, daardoor, dus
C
dus, daarom, kortom
D
opdat, zodat, om te

Slide 5 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
Concluderend verband: de auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie uit de tekst.

Pieter heeft de hele dag hard gewerkt en daarna nog een zware tennispartij gespeeld. Hij zal dus wel moe zijn.


Slide 6 - Tekstslide

Wat is een opsommend verband?
A
Ik heb een hond, een kat en drie vogels als huisdier.
B
Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd en op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.
C
Ik woon in een groot huis.
D
Witte bonen in tomatensaus lust ik niet evenals gekookte wortels, die lust ik ook niet.

Slide 7 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband: er worden dingen achter elkaar opgesomd.

Ik ga eerst naar school, dan ga ik huiswerk maken, vervolgens ga ik hockeyen en tenslotte kijk ik nog een half uurtje televisie.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een tegenstellend verband?
A
in stukken tekst wordt iets verteld wat helemaal niet waar is
B
in stukken tekst wordt een rijtje opgenoemd van dingen die bij elkaar horen
C
in stukken tekst wordt iets gezegd dat tegenvalt
D
in stukken tekst worden dingen genoemd die het tegenovergestelde zijn

Slide 9 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband: er worden zaken tegenover elkaar gezet.

Het zou vandaag mooi weer worden, maar het regent pijpenstelen.

Slide 10 - Tekstslide


Bij toelichtend verband...
A
is sprake als dingen achter elkaar worden opgenoemd
B
worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven

Slide 11 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik vind spannende series erg leuk, zoals The 100 en La Casa de Papel.

Slide 12 - Tekstslide

Bij een samenvattend verband wordt er een verkorte weergave van info uit de tekst gegeven.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
Samenvattend verband: de auteur geeft een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

Al met al kunnen we dus wel zeggen dat H2d niet de rustigste klas is. (maar wel een gezellige)


Slide 14 - Tekstslide

Tekstverbanden
en signaalwoorden
(2)

Slide 15 - Tekstslide

DOEL-MIDDEL VERBAND (HV)

Een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.


signaalwoorden: opdat, met behulp van, om te, door middel van, aan de hand van, zodat.



Slide 16 - Tekstslide

DOEL-MIDDEL VERBAND (HV)

voorbeeld:


Om op tijd te komen moet ik echt opschieten.





Slide 17 - Tekstslide

OORZAKELIJK VERBAND

Een oorzakelijk verband  laat zien, waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).


signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat.



Slide 18 - Tekstslide

OORZAKELIJK VERBAND

voorbeeld:


Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet door kon gaan.





Slide 19 - Tekstslide

REDENGEVEND VERBAND

Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.


signaalwoorden:  daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want.


Slide 20 - Tekstslide

REDENGEVEND VERBAND

voorbeeld:

Ik heb gister te lang Netflix gekeken, daarom heb ik mijn huiswerk niet af.






Slide 21 - Tekstslide

VERGELIJKEND VERBAND

Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of verschil zien.

signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, (even/net (zo)....als, zoals-ook de vergrotende trap: meer/groter/beter enzovoort dan

Slide 22 - Tekstslide

VERGELIJKEND VERBAND

voorbeeld:


In vergelijking met de jeugd van nu had men vroeger veel minder afleiding.







Slide 23 - Tekstslide

De cijfers van de toetsen vallen wel eens tegen, omdat je dan te weinig geleerd hebt.
A
redengevend verband
B
oorzakelijk verband
C
vergelijkend verband
D
concluderend verband

Slide 24 - Quizvraag

Doordat de brug vanochtend openstond, ben ik te laat op mijn werk.
A
concluderend verband
B
vergelijkend verband
C
redengevend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 25 - Quizvraag

Ik heb heel de vakantie niets voor school gedaan. Ik zal deze week dus wel even aan de slag moeten.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband

Slide 26 - Quizvraag

Hij is echt een stuk groter dan Piet.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband

Slide 27 - Quizvraag

Ik begrijp de lesstof.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll