In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling (R vraag) Hoeveel mV is het membraanpotentiaal in de rustfase?
A
30 mV
B
70 mV
C
-30 mV
D
-70 mV
Slide 2 - Quizvraag
Herhaling (T1 vraag). Wat is de eerste stap bij de vorming van een actiepotentiaal?
A
Na+ poorten gaan open. Na+ stroomt cel in
B
Na+ poorten gaan open. Na+ stroomt cel uit
C
K+ poorten gaan open.
K+ stroomt cel in
D
K+ poorten gaan open. K+ stroomt cel uit
Slide 3 - Quizvraag
Herhaling (T2-vraag) Bij een mens wordt een actiepotentiaal langs een zenuwceluitloper P met een myelineschede voort geleid. Eenzelfde actiepotentiaal wordt bij een bepaald dier langs een even dikke zenuwceluitloper Q zonder myelineschede voort geleid.
Is de snelheid waarmee de actiepotentiaal langs zenuwceluitloper P wordt voort geleid lager dan, gelijk aan of hoger dan die langs zenuwceluitloper Q of is dit niet te bepalen?
A
Hoger
B
Lager
C
Gelijk
D
Niet te bepalen
Slide 4 - Quizvraag
Sarin gas
wereldwijd verboden
remt acetylcholine-esterase
Lesdoel Leg uit welke effecten Sarin gas heeft op de werking van het menselijk lichaam.
BRON: BINAS 88 GHI
Slide 5 - Tekstslide
Doel
Je kunt uitleggen hoe de impulsoverdracht tussen twee neuronen plaats vindt.
Je kunt uitleggen hoe inhiberende en exciterende neurotransmitters uit verschillende neuronen de impulsfrequentie van het pos synaptisch neuron beïnvloeden.
Je kunt op basis van informatie over specifieke neurotransmitters de werking van verschillende toxines, medicijnen en drugs verklaren
theorie 18.2.4 en 18.2.5 + BINAS GHI
Slide 6 - Tekstslide
Uit welke drie onderdelen bestaat een synaps?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Video
impulsoverdracht
doorgeven van impuls van cel naar cel
uiteinde axon heeft verbreding
blaasjes neurotransmitters
neurotransmitters binden aan ion-kanalen op dendriet
ion-kanalen gaan open
Slide 9 - Tekstslide
BINAS 88G
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Zet de stappen van een impulsoverdracht in de juiste volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Impuls komt aan bij uiteinde axon en calciumpoorten gaan open
Grenswaarde membraanpotentiaal in dendriet wordt bereikt, actiepotentiaal in dendriet begint
Binding van neurotransmitter aan ionpoort. Instroom van Na+ / uitstroom van K+
Mobilisatie synaptische blaasjes met neurotransmitters
Afgeven neurotransmitters aan de synaptische spleet door de synaptische blaasjes
Slide 12 - Sleepvraag
De hoeveelheid neurotransmitter, die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht, is niet constant. Waar hangt deze hoeveelheid vanaf? (T1-vraag)
A
De sterkte van aankomende impulsen
B
De frequentie van aankomende impulsen
C
De herkomst van aankomende impulsen
Slide 13 - Quizvraag
Sarin gas
wereldwijd verboden
remt acetylcholine-esterase
Leg uit welke effecten Sarin gas heeft op de werking van het menselijk lichaam.
BRON: BINAS 88 GHI
Slide 14 - Tekstslide
Cocaïne
Zeer verslavend
Remt heropname dopamine
Leg uit welke effecten cocaïne heeft op de werking van het menselijk brein?
Slide 15 - Tekstslide
Ritalin bevat de stof methylfenidaat. Deze stof heeft een remmende werking op de opname van Dopamine uit de synapsspleet. Verklaar op welk orgaan ritalin werkt. Lijdt dit tot meer of minder impulsen in dit orgaan?
Slide 16 - Open vraag
Het uiteinde van een motorische zenuwcel (motorisch eindplaatje) geeft de neurotransmitter acethylcholine af, dat voor een reactie van de spiervezel zorgt. Bij de spierziekte myasthenia gravis, een vorm van spierzwakte, is een deel van de acetylcholinereceptoren bezet door antistofmoleculen, waardoor zich onvoldoende acetylcholine kan binden. Bij lijders aan deze ziekte leidt toediening van acetylcholinesterase-remmende stoffen tot vermindering van de spierzwakte. Waardoor verminderen acetylcholinesterase-remmers de spierzwakte?
Slide 17 - Open vraag
samenwerkende zenuwcellen
neurotransmitter remt of stimuleert
iedere zenuwcel heeft eigen neurotransmitter (slechts 1)
1 zenuwcel heeft met veel andere zenuwcellen contact
de totaalsom van remming en stimulatie bepaalt of er een impuls ontstaat in het dendriet
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
samengevat
alle neuronen
1 neuron maakt verbindingen met meerdere andere neuronen
impulsen verplaatsen zich maar in 1 richting langs een zenuwcel
presynaptisch neuron
Ieder neuron maakt aan alle uiteinden dezelfde neurotransmitter
De synapsen zijn dus allemaal exciterend, of allemaal inhiberend.
postsynaptisch neuron
kan impulsen ontvangen van verschillende neuronen
exciterende en inhiberende impulsen kunnen bij elkaar opgeteld worden.
Slide 20 - Tekstslide
Welke van deze conclusies is/zijn juist? (I-vraag) Geef antwoord op de volgende slide
Slide 21 - Tekstslide
Welk van deze conclusies is/zijn juist?
A
Conclusie 1
B
Conclusie 2
C
Conclusie 3
D
Conclusie 1 & 2
Slide 22 - Quizvraag
Acetylcholine (een neurotransmitter) wordt in de synapsspleet afgebroken door het enzym choline-esterase. De werking van acetylcholine kan o.a. op de volgende manieren beïnvloed worden. 1.Door een stof X die er voor zorgt dat choline-esterase niet meer werkt. 2.Door een stof Y die de plaats van acetylcholine op het membraan van zenuwcel inneemt. Stof Y is verder onwerkzaam.
Welke gevolgen heeft de stof X op de werking van skeletspieren? En stof Y? (T2-vraag)
A
Beide stoffen laten de spieren verslappen
B
Beide stoffen laten de spieren samentrekken
C
Stof X laat de spieren samentrekken. Stof Y laat de spieren verslappen
D
Stof X laat de spieren verslappen. Stof Y laat de spieren samentrekken
Slide 23 - Quizvraag
Huiswerk
Maak de toetsopgaven bij 18.2 die je niet herkent uit de les