In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken
Slide 1 - Tekstslide
prikkel
receptor
reactie
schakelcel
sensorische neuron
motorische neuron
Slide 2 - Sleepvraag
Bij welk plaatje zie je het actiepotentiaal?
1
2
3
4
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 3 - Quizvraag
Herhaling (R vraag) Hoeveel mV is het membraanpotentiaal in de rustfase?
A
30 mV
B
70 mV
C
-30 mV
D
-70 mV
Slide 4 - Quizvraag
Herhaling (T1 vraag). Wat is de eerste stap bij de vorming van een actiepotentiaal?
A
Na+ poorten gaan open. Na+ stroomt cel in
B
Na+ poorten gaan open. Na+ stroomt cel uit
C
K+ poorten gaan open.
K+ stroomt cel in
D
K+ poorten gaan open. K+ stroomt cel uit
Slide 5 - Quizvraag
Herhaling (T2-vraag) Bij een mens wordt een actiepotentiaal langs een zenuwceluitloper P met een myelineschede voort geleid. Eenzelfde actiepotentiaal wordt bij een bepaald dier langs een even dikke zenuwceluitloper Q zonder myelineschede voort geleid.
Is de snelheid waarmee de actiepotentiaal langs zenuwceluitloper P wordt voort geleid lager dan, gelijk aan of hoger dan die langs zenuwceluitloper Q of is dit niet te bepalen?
A
Hoger
B
Lager
C
Gelijk
D
Niet te bepalen
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Sarin gas
wereldwijd verboden
remt acetylcholine-esterase
Lesdoel Leg uit welke effecten Sarin gas heeft op de werking van het menselijk lichaam.
BRON: BINAS 88 GHI
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe de impulsoverdracht tussen twee neuronen plaats vindt.
Je kunt uitleggen hoe neurotransmitters uit verschillende neuronen de impulsfrequentie van het neuron beïnvloeden.
Je kunt op basis van informatie over specifieke neurotransmitters de werking van verschillende toxines, medicijnen en drugs verklaren
theorie 4.3 + BINAS GHI
Slide 9 - Tekstslide
Impuls
We hebben het gehad over de geleiding
van een impuls binnen een zenuwcel
Deze les gaan we het hebben over de overdracht van een impuls tussen zenuwcellen
Slide 10 - Tekstslide
Uit welke drie onderdelen bestaat een synaps? Zoek op in Binas
Slide 11 - Open vraag
impulsoverdracht
doorgeven van impuls van cel naar cel
uiteinde axon heeft verbreding
blaasjes neurotransmitters
neurotransmitters binden aan ion-kanalen op dendriet
ion-kanalen gaan open
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wat is de oorzaak dat een impulsoverdracht begint
Slide 15 - Open vraag
Zet de stappen van een impulsoverdracht in de juiste volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Impuls komt aan bij uiteinde axon
Grenswaarde membraanpotentiaal in dendriet wordt bereikt, actiepotentiaal in dendriet begint
Binding van neurotransmitter aan ionpoort. Instroom van Na+ / uitstroom van K+
Mobilisatie synaptische blaasjes met neurotransmitters
Afgeven neurotransmitters aan de synaptische spleet door de synaptische blaasjes
Slide 16 - Sleepvraag
samenwerkende zenuwcellen
neurotransmitter remt of stimuleert
iedere zenuwcel heeft 1 soort neurotransmitter
1 zenuwcel heeft met veel andere zenuwcellen contact
de totaalsom van remming en stimulatie bepaalt of er een impuls ontstaat in het dendriet
Slide 17 - Tekstslide
Zet in de goede volgorde: (R-vraag) a = de neurotransmitter wordt afgegeven b = de synaptische blaasjes gaan naar het celmembraan c = de impuls komt aan bij de synaps d = de synaptische blaasjes openen e = de impuls gaat verder over de tweede cel
Slide 18 - Open vraag
De hoeveelheid neurotransmitter, die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht, is niet constant. Waar hangt deze hoeveelheid vanaf? (T1-vraag)
A
De sterkte van aankomende impulsen
B
De frequentie van aankomende impulsen
C
De herkomst van aankomende impulsen
Slide 19 - Quizvraag
Welke van deze conclusies is/zijn juist? (I-vraag) Geef antwoord op de volgende slide
Slide 20 - Tekstslide
Welk van deze conclusies is/zijn juist?
A
Conclusie 1
B
Conclusie 2
C
Conclusie 3
D
Conclusie 1 & 2
Slide 21 - Quizvraag
Acetylcholine (een neurotransmitter) wordt in de synapsspleet afgebroken door het enzym choline-esterase. De werking van acetylcholine kan o.a. op de volgende manieren beïnvloed worden. 1.Door een stof X die er voor zorgt dat choline-esterase niet meer werkt. 2.Door een stof Y die de plaats van acetylcholine op het membraan van zenuwcel inneemt. Stof Y is verder onwerkzaam.
Welke gevolgen heeft de stof X op de werking van skeletspieren? En stof Y? (T2-vraag)
A
Beide stoffen laten de spieren verslappen
B
Beide stoffen laten de spieren samentrekken
C
Stof X laat de spieren samentrekken. Stof Y laat de spieren verslappen
D
Stof X laat de spieren verslappen. Stof Y laat de spieren samentrekken
Slide 22 - Quizvraag
Sarin gas
wereldwijd verboden
remt acetylcholine-esterase
Leg uit welke effecten Sarin gas heeft op de werking van het menselijk lichaam.
BRON: BINAS 88 GHI
Slide 23 - Tekstslide
Cocaïne
Zeer verslavend
Remt heropname dopamine
Leg uit welke effecten cocaïne heeft op de werking van het menselijk lichaam?
Slide 24 - Tekstslide
Lastig? Dan kun je het volgende doen
1. Vraag de docent om uitleg en schrijf je in voor KWT
2. Lees de tekst van 4.3, 4.3.1 en 4.3.2
3. Bekijk de video nogmaals
https://www.youtube.com/watch?v=XIQ0vJpzwPQ
Denk je dat je het snapt. Ga dan verder met het huiswerk (zie volgende slide)
Slide 25 - Tekstslide
Huiswerk do 16 januari
Maak de opdrachten van 4.3 en kijk deze zelf na
Verwerk deze LessonUp in je aantekeningen, werk je begrippenlijst bij.