Herhaling uitscheidingsstelsel

Herhaling uitscheidingsstelsel
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhaling uitscheidingsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Nefronen in de piramidevormpjes maken urine. Dit gaat eruit via de nierkelkjes:
A
urethra
B
ureter
C
pyelum
D
calices

Slide 2 - Quizvraag

Urine in de nier wordt verzameld in
A
cystus
B
pyelum
C
ureter
D
urethra

Slide 3 - Quizvraag

Urine verlaat het lichaam via de
A
cystus
B
pyelum
C
ureter
D
urethra

Slide 4 - Quizvraag

De nieren zijn nauw betrokken van het in evenwicht houden van lichaamsprocessen. Dit heet...
A
Homeostase
B
Hemostase
C
Hemolyse
D
Homogeniseren

Slide 5 - Quizvraag

Bij welke taak zijn de nieren NIET betrokken?
A
Water huishouding
B
bloedstolling
C
bloeddrukregulatie
D
zouthuishouding

Slide 6 - Quizvraag

Het meeste water is in je lichaam aanwezig in
A
intracellulair
B
intercellulair
C
bloedplasma
D
nieren

Slide 7 - Quizvraag

De nieren hebben geen invloed op de samenstelling van
A
het bloedplasma
B
intracellulair vocht
C
transmuraal vocht
D
intercellulair vocht

Slide 8 - Quizvraag

De glandulae suprarenales behoren tot het
A
verteringsstelsel
B
uitscheidingsstelsel
C
hormoonstelsel
D
voortplantingsstelsel

Slide 9 - Quizvraag

De nieren bevinden zich
A
binnen het buikvlies
B
buiten het buikvlies
C
gedeeltelijk binnen het buikvlies

Slide 10 - Quizvraag

Waar vindt in het nefron de ultrafiltratie plaats?
A
glomerulus/ kapsel van Bowman
B
lis van Henle
C
proximale tubulus
D
distale tubulus

Slide 11 - Quizvraag

Waar vindt in het nefron de terugresorptie plaats?
A
glomerulus/ kapsel van Bowman
B
lis van Henle
C
proximale tubulus
D
distale tubulus

Slide 12 - Quizvraag

Urine wordt in de ureters van de nieren naar de blaas vervoerd door
A
peristaltische bewegingen
B
zwaartekracht
C
de bloedstroom

Slide 13 - Quizvraag

Welke kringspier van de blaas is willekeurig?
A
de inwendige
B
de uitwendige

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel urine mag er na het plassen in de blaas achterblijven?
A
10 ml
B
50 ml
C
100 ml
D
350 ml

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer krijg je aandrang om te gaan plassen (maar kan je het nog wel ophouden?)
A
10 ml
B
100 ml
C
350 ml
D
500 ml

Slide 16 - Quizvraag