7. März 2024 / Kapitel 5 Essen / Wortschatz

die Hausaufgaben
Gemacht Kapitel 5
• Die Aufgaben 9 und 11 zu B Wortschatz
• Die Aufgaben zu E Grammatik Kapitel 4
• Oefentoets Kapitel 4
Gelernt
• Wortschatz N-D bis zu 'smaken'
• Wortschatz D-N Teil A, C und D
• Grammatik E



















































Gemacht worden von:
Noa
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

die Hausaufgaben
Gemacht Kapitel 5
• Die Aufgaben 9 und 11 zu B Wortschatz
• Die Aufgaben zu E Grammatik Kapitel 4
• Oefentoets Kapitel 4
Gelernt
• Wortschatz N-D bis zu 'smaken'
• Wortschatz D-N Teil A, C und D
• Grammatik E



















































Gemacht worden von:
Noa

Slide 1 - Tekstslide

Mondeling 13.00 uur 209

1 Sanne - ja
2 Mika - ja
3 Flore - ja
Mondeling morgen 8.15 t2

1 Hisham - vrij flexuur
2 Tijmen - vrij flexuur
3 Rowan - vrij flexuur
4 Abel - vrij flexuur
5 Lamin - vrij flexuur

Slide 2 - Tekstslide

Essen und Trinken

Slide 3 - Tekstslide

Inhalt dieser Stunde
1. Idiom und Wiederholung
2. Streetfood
3. Kochwunder
Ziel(e):
  • Je kent de betekenis van de woorden van de Lernliste D-N: C-Hören.
  • Je kunt Duitse werkwoorden vervoegen
  • Je kent de betekenis van de woorden van de Lernliste D-NL: D Lesen.

Slide 4 - Tekstslide

Startaufgabe
Ergänze das Verb 'machen'
Vorm eerst de stam van het werkwoord.
Zet er daarna de vervoeging achter.


ich
du
er / sie / es / man / wer
wir
ihr
sie /Sie
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Wortschatz
Pro Frage hast du 30 Sekunden Zeit!

Slide 6 - Tekstslide

1/5 Welches Wort passt in den Satz?
Bei einer .... in der Bäckerei lernt man, wie man Brot macht.
A
Ausbildung
B
Getreide

Slide 7 - Quizvraag

2/5 Welches Wort passt in den Satz?
Weizenmehl ist neben Hefe die wichtigste ... für dieses Brot.
A
Geschwindigkeit
B
Zutat
C
Hefe

Slide 8 - Quizvraag

3/5 Welches Wort passt in den Satz?
Max und Jens wollen ein Roggen-Mischbrot ...
A
brauchen
B
herstellen

Slide 9 - Quizvraag

4/5 Ergänze:
Gestern habe ich Schnitzel ...
A
gegessen
B
bestellt
C
geschmeckt
D
getrunken

Slide 10 - Quizvraag

5/5 Kombiniere.
das Getreide
herstellen
die Zutat
brauchen
die Geschwindigkeit
die Ausbildung
de opleiding
de snelheid
nodig hebben
het ingrediënt
produceren
het graan

Slide 11 - Sleepvraag

Streetfood-Test
Ziel: Je kunt een eenvoudig interview over eten begrijpen.
Was? Teil C: Hören: Höre dir den Radiobeitrag an. Wähle während des Hörens die richtige Antwort.
Schritt 2: Fragen lesen 14b
Schritt 3: Fragen beantworten

Wie? im Plenum
Wie lange? 10 Minuten

Slide 12 - Tekstslide

An die Arbeit!
Mache
D: Kochwunder

Wie?              individuell (Buch oder Online)
Wie lange? 15 Minuten
Fertig?          Lerne die Lernliste C und D



timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Wiederholung
Je krijgt nu 5 vragen over de lidwoorden (der/die/das) en 5 vragen over de meervoudsvormen.
Heb je 3 of meer fout? Bekijk dan de uitleg nog een keer. Ook staan er in deze les nog meer dia's die niet klassikaal behandeld worden, maar waar je wel mee kunt oefenen als de docent de les met je gedeeld heeft.

Slide 14 - Tekstslide

Bett
der/die/das
1/5
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Schule
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

Suppe
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

Restaurant
der/die/das
4/5
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

Junge
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Selbständig arbeiten
Mache zu Kapitel 5
- die Aufgabe zu Frühstück auf Papier
mit wem? zu zweit überlegen, alleine notieren
Hilfsmittel: Lernliste N-D
uitmuntend.de




Fertig? Mache
- Die Aufgaben 12 und 13 zu B Wortschatz Kapitel 5
- Die Aufgaben zu E Grammatik Kapitel 4
- Oefentoets Kapitel 4· 
Lerne
· Wortschatz N-D K 5
· Wortschatz D-N K5
· Grammatik E K 4








Slide 20 - Tekstslide

die Hausaufgaben
Gemacht Kapitel 5
· Die Aufgaben 12 und 13 zu B Wortschatz
· Die Aufgaben zu E Grammatik Kapitel 4
· Oefentoets Kapitel 4
Gelernt
· Wortschatz N-D
· Wortschatz D-N
· Grammatik E




























































Gemacht worden von:
Noa

Slide 21 - Tekstslide

Grammatik - Mehrzahl

Hoe maak je in meervoud van woorden in het Duits? 
  1. Mannelijke woorden: umlaut + e                der Ball - die Bälle
  2. Vrouwelijke woorden: + (e)n                      die Frau - die Frauen 


3. Mannelijke en onzijdige woorden op -el / -er / -en: meestal onveranderd 
das Mädchen - die Mädchen, der Lehrer - die Lehrer
4. Woorden eindigend op -a / -i / -o /-y: +s
das Handy - die Handys

Slide 22 - Tekstslide

We oefenen langzaam:
'a' wordt 'ä'
ein Ball - mehr Bälle

Slide 23 - Tekstslide

En nu jij:
ein Fall wordt = mehrere ...
(vul het woord in het meervoud in)

Slide 24 - Open vraag

Vrouwelijke woorden krijgen 
een '(n)(e)n' 
eine Frau > mehrere FrauEN
meine Tante > meine TanteN
eine Freundin > meine FreundinNEN

Slide 25 - Tekstslide

Nu jij:
Die Schülerin - mehrere ....
(vul: 'Schülerin' in het meervoud in:)

Slide 26 - Open vraag

Woorden op -a, -i, -o, -y
daar plak je een 's' achter in het meervoud
das Handy (=mobieltje) = die HandyS

Slide 27 - Tekstslide

Probeer het nog eens:
die Party -
(meervoud met juiste lidwoord)

Slide 28 - Open vraag

En nu jij:
der Opa -
(vertaal naar het meervoud met het juiste lidwoord)

Slide 29 - Open vraag

Woorden die eindigen op:
'el', 'er' of 'en' 
DIE BLIJVEN GEWOON ZO!
(ALLEEN HET LIDWOORD IS ALTIJD: DIE IN HET MEERVOUD)

Slide 30 - Tekstslide

VOORBEELDEN:
DER ESEL - DIE ESEL
DAS MÄDCHEN - DIE MÄDCHEN
DER ONKEL - DIE ONKEL

Slide 31 - Tekstslide

Probeer het nog een keer:
das Messer =
(schrijf het meervoud met lidwoord op)

Slide 32 - Open vraag

EN NU JIJ:
DER LEHER =
(SCHRIJF HET MEERVOUD MET HET JUISTE LIDWOORD OP)

Slide 33 - Open vraag

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll