1HV 4.4 Schrijven: alinea en artikel

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Dilemma

Slide 2 - Tekstslide

Wat leer je nou?

Alineaopbouw schrijven met kernzin + uitleg of voorbeeld
Informatieve tekst schrijven


Slide 3 - Tekstslide

Lezen
met

Slide 4 - Tekstslide

Expertgroepen
Paragraaf 4.3 Lezen, leestaak: 
Elk groepje bespreekt in 2 minuten de beste antwoorden van één vraag. Klaar? Vouw het bootje!

1= 14bc, 2 = 15, 3 = 16, 4 = 17, 5 = 19, 6 = 20, 7 = 21

Daarna presenteren de expertgroepen de antwoorden.





Slide 5 - Tekstslide

Alinea-opbouw en een
 informatieve tekst schrijven

 4.4 Schrijven en formuleren, bladzijde 32-34

Slide 6 - Tekstslide


Alineaopbouw
  1. Start met een kernzin.   Deze zin met de belangrijkste informatie geeft aan waar de alinea over gaat.
  2. De uitwerking van de alinea  is een toelichting op de kernzin met uitleg of een voorbeeld.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is hier de kernzin ?
Niet nog meer gaatjes
Na een paar minuten legt hij uit wat ik allemaal moet doen om te voorkomen dat ik
nog meer gaatjes krijg. Ik heb namelijk een behoorlijk slecht gebit en voor mijn
leeftijd heb ik al heel veel gaatjes gehad. Ik moet van hem tweemaal per week
fluorspoelen met een of ander vies waterig melkdrankje. Ook moet ik elke dag twee
keer heel uitvoerig poetsen en tweemaal per dag mijn hele gebit laten bloeden met
tandenstokers. ’s Avonds voor het slapengaan moet ik eerst mijn tanden insmeren
met tandpasta en dan nog helemaal flossen. Alsof dat nog niet genoeg is, moet ik
ook nog een eetdagboek bijhouden. Dat moet toch alleen bij een diëtist, of ben ik
nou gek

Slide 8 - Tekstslide

De eerste zin is de kernzin.
Niet nog meer gaatjes
Na een paar minuten legt hij uit wat ik allemaal moet doen om te voorkomen dat ik
nog meer gaatjes krijg. Ik heb namelijk een behoorlijk slecht gebit en voor mijn
leeftijd heb ik al heel veel gaatjes gehad. Ik moet van hem tweemaal per week
fluorspoelen met een of ander vies waterig melkdrankje. Ook moet ik elke dag twee
keer heel uitvoerig poetsen en tweemaal per dag mijn hele gebit laten bloeden met
tandenstokers. ’s Avonds voor het slapengaan moet ik eerst mijn tanden insmeren
met tandpasta en dan nog helemaal flossen. Alsof dat nog niet genoeg is, moet ik
ook nog een eetdagboek bijhouden. Dat moet toch alleen bij een diëtist, of ben ik
nou gek ?

Slide 9 - Tekstslide

Als je een tekst met pen moet 
schrijven, heeft dat voor- en nadelen.

Waaruit bestaat de uitwerking
of toelichting
die hierop volgt?

Slide 10 - Tekstslide

Waarom is het verstandig om de kernzin op de eerste plaats te zetten als je zelf schrijft?

Slide 11 - Tekstslide

Schrijfopdracht

Schrijf een kernzin over een onderwerp dat je bezighoudt. 
Vul deze aan met een toelichting (uitleg en/of voorbeeld) van minimaal drie zinnen.

Slide 12 - Tekstslide

Wat schrijft de schrijver in een informatieve tekst?
Artikelen in tijdschriften zijn informatieve teksten

Slide 13 - Tekstslide

Tangsudo? Nooit van gehoord!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat?
§4.4 Schrijven en formuleren:  1ab, 2, 5abc 
Hoe?
Leerwerkboek + schrift
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel?
Alineaopbouw: kernzin+ uitleg of voorbeeld
sportartikel schrijven
Klaar?
4.3 Lezen opdrachten 14 t/m 21
Daltontaak, lezen

Slide 16 - Tekstslide





Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?

Slide 17 - Tekstslide

Hoe ging het in de klas?
Wat weet je nu?



Alineaopbouw: kernzin + uitleg of voorbeeld
 Informatieve tekst schrijven

Slide 18 - Tekstslide

Einde van de les

Slide 19 - Tekstslide

Lees in tweetallen tekst 5 op blz. 47 uit 4.5 Woorden 'Een hapje ensifera'.

Onderstreep de nonsenswoorden.
Omcirkel de signaalwoorden.

Hoe helpen de signaalwoorden of leestekens om de woordbetekenissen van de nonsenswoorden te achterhalen?

Slide 20 - Tekstslide

Heb je vragen over opdracht 11 uit paragraaf 4.8 Grammatica woordsoorten?
nee
ja

Slide 21 - Poll

Wat 'doet' een persoonlijk voornaamwoord (psv)?
A
Geeft aan van wie iets is.
B
Zegt iets over een situatie.
C
Duidt een persoon of ding aan.
D
Zegt aan wie iets gegeven wordt.

Slide 22 - Quizvraag

Welke psv of psv's zitten in deze zin?

Je kunt ze morgen bij mevrouw Meijer ophalen.

A
je
B
mevrouw Meijer
C
je + ze
D
morgen

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel keer lees je Snuffie 
in  20 seconden?

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel Snuffies heb je geteld?

Slide 25 - Woordweb

Welke 'Snuffies' zou je vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord om de tekst aantrekkelijker te maken?

Slide 26 - Tekstslide

Welke woorden zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
Mijn, jouw, ik, ons
B
Hun, zijn, onze, uw
C
Mij, uw, hen, wij
D
Wij, zij, jullie, onze

Slide 27 - Quizvraag

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
Ik
heb
jouw
pen
niet gepakt.
Zij
geeft
zijn
kaartje
aan
ons.
Heb
jij
hem
gezien
op
ons
feestje.

Slide 28 - Sleepvraag