2F. Woordenschat (oefenen)
1 / 32
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Waar kan een hyperlink naar leiden?
Slide 7 - Open vraag
Om de bruikbaarheid van teksten te bepalen, kun je een stappenplan gebruiken dat uit drie fasen bestaat.
Hoe heet de fase waarin je op zoek gaat naar informatie?
Hoe heet de fase waarin je op zoek gaat naar informatie?
Slide 8 - Open vraag
Hoe heten de tweede en derde fase van het stappenplan om de bruikbaarheid van teksten te bepalen?
Slide 9 - Open vraag
Op welke manier kan een schrijver in een inleiding de aandacht van de lezer trekken?
Slide 10 - Open vraag
Wat kan een schrijver in de slotalinea van een tekst doen?
Slide 11 - Open vraag
Wat is het doel van deze flyer?
A
een verschijnsel beschrijven en ordenen
B
overtuigen door een standpunt met argumenten te onderbouwen.
C
een verschijnsel verklaren en uitleggen
D
anderen activeren
Slide 12 - Quizvraag
Mijn kleine zusje spaart alles wat met eenhoorns te maken heeft. Zo heeft ze een eenhoornpyjama en eenhoornsokken en -behang. Ze neemt ze overal mee naartoe en kan er geen afscheid van nemen.
Welk tekstverband zie je in deze alinea?
A
Vergelijking
B
Verduidelijking
C
Voorbeeld
D
Reden, oorzaak, gevolg
Slide 13 - Quizvraag
Welk signaalwoord(en) in deze alinea geeft dat verband aan?
"Mijn kleine zusje spaart alles wat met eenhoorns te maken heeft. Zo heeft ze een eenhoornpyjama en eenhoornsokken en -behang. Ze neemt ze overal mee naartoe en kan er geen afscheid van nemen."
"Mijn kleine zusje spaart alles wat met eenhoorns te maken heeft. Zo heeft ze een eenhoornpyjama en eenhoornsokken en -behang. Ze neemt ze overal mee naartoe en kan er geen afscheid van nemen."
Slide 14 - Open vraag
De stad was in de vroege ochtend nog stil, maar de eerste tekening van leven waren al zichtbaar. De geur van versgebakken brood vulde de lucht, en een klein groepje joggers kwam voorbij, hun adem maakte wolkjes in de koele ochtendlucht. Terwijl de zon langzaam opkwam, begonnen de eerste winkels hun deuren te openen, en werd het rustig dorpje geleidelijk een levendige stad.
Wat is het deelonderwerp van onderstaande alinea?
A
Het begin van een drukke dag in de stad
B
De geur van versgebakken brood in de ochtend
C
De rustige sfeer in de stad in de vroege ochtend
D
Het opkomen van de zon boven de stad
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een legende?
A
Een populair persoon
B
Een uitleg van kleuren en plaatjes die bijv. zijn gebruikt bij grafieken, tabellen, diagrammen en kaarten
C
Een oud verhaal dat waarschijnlijk niet helemaal waar is
D
Een romantisch geschreven boek
Slide 16 - Quizvraag
Hoe noem je het naar voren brengen van iets nieuws
A
Lancering
B
Vergaren
C
Weerleggen
D
Belichamen
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Wat is de betekenis van:
ongezouten
ongezouten
A
Flauw
B
Zeer direct
C
Gekruid
D
Zeer actief
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
de schaduwkant
de schaduwkant
A
In het donkere deel
B
De negatieve kant
C
In het heelal aanwezig
D
De andere kant
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
de sokkel
de sokkel
A
Iemand die niet zo slim en handig is
B
Een verlengstuk van iets
C
Voetstuk van een beeld of zuil
D
De toevoer
Slide 21 - Quizvraag
Wat gebeurt er als je verguisd wordt?
Slide 22 - Open vraag
Wat betekent:
de drijfveer
de drijfveer
Slide 23 - Open vraag
Autoritair
Het netwerk
Oppervlakkig
De commissie
Bazig
Geheel waarin mensen of dingen met elkaar verbonden zijn
Globaal, niet grondig
Een netwerkkabel
Groep mensen met een opdracht
Een geldbedrag innen
Een dictator
Slide 24 - Sleepvraag
Slide 25 - Tekstslide
Bedenk zelf een zin met het woord 'stereotype' erin.
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)
Slide 26 - Open vraag
Bedenk zelf een zin met het woord 'het blikveld' erin.
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)
Slide 27 - Open vraag
Bedenk zelf een zin met het woord 'intens' erin.
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag de uitdrukking vervoegen.)
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag de uitdrukking vervoegen.)
Slide 28 - Open vraag
Welk woord pas er in de zin:
Je kent de ..... geschiedenis van de Russische oorlogen en overwinningen niet uit eigen ervaring.
Je kent de ..... geschiedenis van de Russische oorlogen en overwinningen niet uit eigen ervaring.
A
intense
B
stereotypische
C
verguisde
D
roemrijke
Slide 29 - Quizvraag
Welk woord pas er in de zin:
Haar gedrevenheid om de top te bereiken is echt ....
Haar gedrevenheid om de top te bereiken is echt ....
A
roemrijk
B
oppervlakkig
C
bewonderenswaardig
D
omstreden
Slide 30 - Quizvraag
Wat vind je nog lastig?
A
Het onthouden van de betekenissen
B
Het juiste woord in een zin plaatsen
C
Zelf nieuwe zinnen bedenken waaruit de betekenis duidelijk blijkt
D
Niks
Slide 31 - Quizvraag
In hoeverre heb je de woorden en hun betekenissen van dit hoofdstuk onder de knie?
😒🙁😐🙂😃
