1.3 Wil je welvaart of welzijn?

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H1 Inkomen en welvaart
1.3 Wil je welvaart of welzijn?

Slide 2 - Tekstslide

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
  • Ik kan uitleggen waarom ik prioriteiten moet stellen bij het bevredigen van behoeften.
  • Ik kan voorbeelden geven van vrije goederen.
  • Ik kan aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een schaars goed is.
  • Ik kan met behulp van voorbeelden het verschil uitleggen tussen welvaart en welzijn.
  • Ik kan een stijging of daling van een prijs in procenten uitdrukken.
  • Ik kan het indexcijfer bereken.

Slide 3 - Tekstslide

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Consumeren
Consumeren doe je als je jouw behoeften bevredigt door iets te kopen.
  • Je koopt een goed:
     gebruiks- of verbruiksgoed
  • Je gebruikt een dienst
Je maakt zelf iets (zelfvoorziening)

Slide 4 - Tekstslide

Wat had je op dit moment
nog willen doen?

Slide 5 - Woordweb

Bedenk een voorbeeld
van zelfvoorziening

Slide 6 - Woordweb

Als je heel veel geld had,
wat zou je dan willen kopen?

Slide 7 - Woordweb

Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Behoeftes
D
Consumeren

Slide 8 - Quizvraag

1.1 Je moet keuzes maken
Prioriteiten stellen
  • Je hebt vaak te weinig middelen (tijd en/of geld) om in al je behoeften te voorzien.
  • Je maakt dus keuzes. Dit noemen we prioriteiten stellen.


Slide 9 - Tekstslide

Noem een goed waar NIEMAND
voor hoeft te betalen.

Slide 10 - Woordweb

1.1 Je moet keuzes maken
Schaarse goederen
Schaarse goederen
  • productiemiddelen werden opgeofferd
  • Je moet ervoor betalen
Vrije goederen
  • zonlicht, wind, zeewater
  • Je moet er niet voor betalen


Slide 11 - Tekstslide

Wat is NIET schaars?
A
Elektriciteit
B
Gas uit je gaspit in de keuken
C
Zonlicht

Slide 12 - Quizvraag

Een schaars goed is:
A
Een goed waar weinig van is.
B
Een goed waar arbeid, kapitaal en/of natuur voor ingezet zijn.
C
Een goed waar weinig vraag naar is.

Slide 13 - Quizvraag

Geld maakt gelukkig!
helemaal eens
eerder eens
neutraal
eerder oneens
helemaal oneens

Slide 14 - Poll

De mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
A
welvaart
B
welzijn

Slide 15 - Quizvraag

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Verschil Welvaart en Welzijn
  • Welvaart = de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
  • Welzijn = de mate waarin je je gelukkig voelt

Slide 16 - Tekstslide

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
CBS
  • Centraal Bureau van Statistiek houdt de ontwikkeling van prijzen bij.
  • Het CBS gebruikt hiervoor indexcijfers.
  • Een indexcijfer laat de procentuele verandering zien ten opzichte van het basisjaar.

Slide 17 - Tekstslide

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Indexcijfer
Een broek kost in het basisjaar € 30.
Een broek kost nu € 35.

€ 35 : € 30 x 100 =  116,7

Slide 18 - Tekstslide

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Indexcijfer
Het indexcijfer berekenen
 
indexcijfer = nieuwe prijs : prijs basisjaar x 100

Slide 19 - Tekstslide

In het basisjaar kost een paar schoenen € 95.
Nu kost het paar € 98.
Wat is het CPI?

Slide 20 - Open vraag

Oefeningen

Slide 21 - Tekstslide

1.3 Wil je welvaart of welzijn?
  • Ik kan uitleggen waarom ik prioriteiten moet stellen bij het bevredigen van behoeften.
  • Ik kan voorbeelden geven van vrije goederen.
  • Ik kan aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat een schaars goed is.
  • Ik kan met behulp van voorbeelden het verschil uitleggen tussen welvaart en welzijn.
  • Ik kan een stijging of daling van een prijs in procenten uitdrukken.
  • Ik kan het indexcijfer bereken.

Slide 22 - Tekstslide

De mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
A
welvaart
B
welzijn

Slide 23 - Quizvraag