In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
www.beterspellen.nl
Slide 1 - Link
Joris licht de antwoorden van beterspellen.nl toe.
Slide 2 - Tekstslide
Tijd voor herhaling!
Hoe zat het ook alweer met de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd bij regelmatige werkwoorden?
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Tijd voor herhaling!
Hoe zat het ook alweer met de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd bij zwakke werkwoorden?
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Tijd voor herhaling!
Hoe zat het ook alweer met de spelling van het voltooid deelwoord?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Tijd voor herhaling!
Hoe zat het ook alweer met de spelling van het onvoltooid deelwoord?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Noem een werkwoord dat ij in zich heeft
Slide 11 - Woordweb
Opdracht 5 (blz. 277)
In de sterke werkwoorden zit toch ook een logica. Schrijf vijf verschillende Nederlandse werkwoorden op die ij in zich hebben en beschrijf wat er gebeurt als je deze werkwoorden in de verleden tijd zet en er een voltooid deelwoord van maakt.
timer
1:00
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht 5
De ij verandert in de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord in een e, bijvoorbeeld:
Schrijf van de werkwoorden hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen de ik-vorm op in de tegenwoordige tijd. Komt de spelling overeen met de regel voor de persoonsvorm in de uitlegtekst? Leg uit.
timer
1:00
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 6a
Ik heb, ik kan, ik mag, ik wil, ik ben, ik zal
Bij kunnen, mogen, zijn en zullen gaat de regel ‘hele werkwoord – en’ niet op: de klank van het hele werkwoord verandert namelijk ook en bij zijn ook de beginletter.
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 6b (blz. 277)
Schrijf nu van alle werkwoorden de hij-vorm op in de tegenwoordige tijd. Komen deze overeen met de uitlegtekst? Leg je antwoord uit.
timer
1:00
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 6b
hij heeft, hij kan, hij mag, hij wil, hij is, hij zal
De regel ‘hele werkwoord – en + t’ gaat bij de werkwoorden niet op.
Alleen ‘hij heeft’ krijg
een t, de overige werkwoorden niet. Bij hebben is er daarnaast sprake van klankverandering, evenals bij kunnen, mogen, zijn, zullen.
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht 6c (blz. 277)
Voor de jij-vorm van kunnen, willen en zullen zijn er in de tegenwoordige tijd twee mogelijkheden die beide goed zijn. Dat geldt ook voor alle persoonsvormen van willen in de verleden tijd. Noteer al die vormen.
timer
1:00
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht 6c
jij kunt/ jij kan,
jij wilt / jij wil,
jij zult / jij zal
ik /jij/hij wilde / wou, wij/jullie/zij wilden / wouden.
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 7 (blz. 277)
Waarom krijg je juist achter de medeklinkers van 't sexy fokschaapje een t en niet achter andere medeklinkers? (Tip: Spreek alle medeklinkers van het alfabet uit, terwijl je twee vingers tegen je keel legt (op de plek van je stembanden), inclusief de d en de t.
timer
1:00
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 7
Als je de letters uit ’t sexy fokschaap uitspreekt, trillen je stembanden niet. Het zijn stemloze
letters. De t is ook zo’n stemloze letter. In de uitspraak is het veel makkelijker om twee stemloze medeklinkers achter elkaar uit te spreken dan eerst een stemloze en dan een
stemhebbende. Daarom krijgen de letters uit ’t sexy fokschaap een stemloze t (in plaats van een stemhebbende d).
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 8a (blz. 277)
Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes. Goedemiddag, (hebben) u misschien even tijd voor mij? Als u niet te druk (zijn), (willen) u dan een paar vragen van deze enquête beantwoorden?
timer
1:00
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht 8a
a. hebt / heeft, bent, wilt
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht 8b (blz. 277)
Kijk naar je antwoorden bij a. Is u een vorm van de tweede persoon enkelvoud (jij) of van de derde persoon enkelvoud (hij / zij / het)?
timer
1:00
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht 8b
Bij bent is er sprake van de tweede persoon, bij wilt is er sprake van de derde persoon. Bij hebt / heeft is zowel de tweede als de derde persoon correct.