In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Onder welk organisatieniveau valt DNA?
A
Orgaan
B
Levensgemeenschap
C
Cel
D
Molecuul
Slide 1 - Quizvraag
De vorm van een pinguinvleugel past bij de functie ervan. Wat is de functie van een pinguinvleugel?
A
De vleugelvorm voorkomt afkoeling in ijskoud water.
B
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter zwemmen.
C
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter uit het water terug op het ijs komen.
D
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter vis vangen.
Slide 2 - Quizvraag
Thema 1 Inleiding in de biologie
1.1 Wat is biologie?
1.2 Organen, weefsels en cellen
1.3 Plantaardige en dierlijke cellen
1.4 Celorganellen
1.5 Transport door membranen
1.6 Natuurwetenschappelijk onderzoek
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt een cel beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid.
Je kent de verschillende celorganellen en hun functies
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Celkern
In het kernplasma ligt het DNA.
DNA ligt opgerold in de vorm van chromosomen
Kernlichaampje:
Vormt ribosomen
Kernporiën:
Maakt transport naar cytoplasma mogelijk
Slide 6 - Tekstslide
Endoplasmatisch reticulum
Functie: Plek voor het maken van eiwitten en transport naar het golgi systeem
De membranen vormen blaasjes. Kleine stukjes kunnen zich afsnoeren, exocytose, en zich verplaatsen door het cytoplasma
Slide 7 - Tekstslide
Endoplasmatisch reticulum
Ligt om de celkern heen
Bestaat uit lagen membranen
Ruw ER:
Bevat ribosomen (maken eiwitten)
Glad ER:
Bevat geen ribosomen
Slide 8 - Tekstslide
Golgisysteem
Afmaken eiwitten, tot de definitieve vorm.
Afsnoeren van de eiwitblaasjes is exocytose.
Doorsturen voor secretie.
Maken van lysosomen.
Slide 9 - Tekstslide
Lysosomen
Lysosomen zijn bepaalde blaasjes van het golgi-systeem
Lysosomen bevatten enzymen die grote moleculen zoals vetten en koolhydraten kunnen afbreken (en ook bacteriën en virussen)
Slide 10 - Tekstslide
Transport via blaasjes
Slide 11 - Tekstslide
Mitochondriën
Dubbel membraan
Verbranding = C6H12O6 + 6O2 > 6CO2+ 6H2O
ATP = molecuul met erin opgeslagen energie
Slide 12 - Tekstslide
Chloroplasten
Dubbel membraan en enzymen
soort munt stapeltjes
Fotosynthese
Lichtenergie => glucose
6CO2 + 6H2O -> C6H12O6 + 6O2
BINAS 79B
binas 79B
Slide 13 - Tekstslide
Celmembraan
Slide 14 - Tekstslide
Celmembraan
Het celmembraan is semipermeabel:
sommige stoffen kunnen er wel doorheen en andere niet.
Slide 15 - Tekstslide
Een wortel is oranje. De delen die boven de grond uitkomen zijn groen. Hierbij gaat de ene soort korrel (A) over in een andere soort korrel (B). Welke korrel is A en welke is B?
A
A: Chromoplast
B: Leukoplast
B
A: Leukoplast
B: Chloroplast
C
A: Chloroplast
B: Chromoplast
D
A: Chromoplast
B: Chloroplast
Slide 16 - Quizvraag
Met welk instrument bekijk je cellen (op school)?
A
Elektronenmicroscoop
B
Lichtmicroscoop
C
Telescoop
D
Stethoscoop
Slide 17 - Quizvraag
In welke celorganellen vind verbranding plaats?
A
celkern
B
mitochondriën
C
celwand
D
bladgroenkorrels
Slide 18 - Quizvraag
Deze celorganellen slaan energie uit zonlicht op in glucose:
A
mitochondrien
B
celbatterijen
C
bladgroenkorrels
D
celkernen
Slide 19 - Quizvraag
Welke celorganellen helpen bij het maken van eiwitten?
A
Celkern
B
Bladgroenkorrels
C
Vacuole
D
Ribosomen
Slide 20 - Quizvraag
Leg in eigen woorden het verschil tussen endocytose en exocytose uit.
Slide 21 - Open vraag
Leerdoel 2: je weet dat een cel (dier/plant) celorganellen heeft, je weet welke en wat hun functies zijn
A
doel behaald
B
doel niet behaald, meer oefening nodig
C
doel nog niet behaald, nog uitleg nodig
Slide 22 - Quizvraag
Aan de slag
Maak van §1.3 opdracht 26 t/m 29 + kies uit 23 t/m 25 of 30 t/m 32