4H Kennistoets chapitre 5 - oefentoets

Oefentoets
4H Kennistoets chapitre 5
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets
4H Kennistoets chapitre 5

Slide 1 - Tekstslide

Oefentoets
Maak de oefeningen op de volgende slides.
De oefeningen lijken op die in de toets.

Bonne chance!

Slide 2 - Tekstslide

Exercice 1
Traduis les mots.

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal in het Nederlands:
le carton rouge

Slide 4 - Open vraag

Vertaal in het Nederlands:
accessible

Slide 5 - Open vraag

Vertaal in het Nederlands:
ça ne sert à rien

Slide 6 - Open vraag

Vertaal in het Nederlands:
l'alimentation (v)

Slide 7 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
de speler

Slide 8 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
het lid

Slide 9 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
meedoen

Slide 10 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
de keer

Slide 11 - Open vraag

Exercice 2
Complète les phrases.

Slide 12 - Tekstslide

1. C'est .............. d'avoir un jacuzzi?
2. Comment est ton ............. entre le sport et la nourriture?
3. Qui est ton ........? C'est Max Verstappen.
4. Tu fais un .......................? Oui, je ne veux pas grossir.
5. ............. donne un carton rouge au joueur.
6. Attention aux enfants! Il faut .......... ici.
l'arbitre
héros
ralentir
équilibre
relaxant
régime

Slide 13 - Sleepvraag

1. Robin Hood aime faire .......................
2. ........... est trop strict pour son équipe.
3. Mon grand-père a un problème ....... Il est malade.
4. Tu es combien dans ............? Je suis en première place.
5. .Je suis gardien de but ............ du match.
6. Max ne veut pas ........... Il hésite trop.
l'entraîneur
lors
cardiaque
se blesser
le tir à l'arc
le classement

Slide 14 - Sleepvraag

Exercice 3
Maak de zin op een andere manier vragend.

Slide 15 - Tekstslide

Maak de zin anders vragend:
(inversie) Tu fais du sport?

Slide 16 - Open vraag

Maak de zin anders vragend:
(est-ce que) tu veux poser une question?

Slide 17 - Open vraag

Maak de zin anders vragend:
(est-ce que) il cherche son livre?

Slide 18 - Open vraag

Maak de zin anders vragend:
(inversie) Elle a une bonne idée?

Slide 19 - Open vraag

Maak de zin anders vragend:
(inversie) Vous allez en France?

Slide 20 - Open vraag

Maak de zin anders vragend:
(est-ce que) Vous allez en France?

Slide 21 - Open vraag

Exercice 4
Zet de werkwoorden in de juiste vorm van de gegeven tijd.

Slide 22 - Tekstslide

Zet in de goede vorm:
Je (courir, présent)

Slide 23 - Open vraag

Zet in de goede vorm:
Tu (faire, imparfait)

Slide 24 - Open vraag

Zet in de goede vorm:
Nous (mettre, passé composé)

Slide 25 - Open vraag

Zet in de goede vorm:
On (courir, futur simple)

Slide 26 - Open vraag

Zet in de goede vorm:
Vous (faire, conditionnel)

Slide 27 - Open vraag

Zet in de goede vorm:
Les filles (mettre, imparfait)

Slide 28 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
ik heb gerend (passé composé)

Slide 29 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
wij renden (imparfait)

Slide 30 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
jij doet/maakt (présent)

Slide 31 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
jullie zullen rennen (futur)

Slide 32 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
jullie zouden rennen (conditionnel)

Slide 33 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
hij deed/maakte (imparfait)

Slide 34 - Open vraag

Exercice 5
Zet de woorden in de juiste volgorde.

Slide 35 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde:

de la musculation - Les mecs - font - tous les jours

Slide 36 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
Lyon - vous - gagné - La semaine dernière - avez - à - le prix

Slide 37 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:

Gabriel - sportifs - sont- pas - ne - et Max

Slide 38 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
au Maroc - m' - je - Souvent - amuse - pendant les vacances

Slide 39 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:

Mes - signature - lui - une - parents - demandent

Slide 40 - Open vraag