V5 Oefenen Chapitre 4 (la voix passive, verbes, wat)

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

La voix passive

Slide 2 - Tekstslide

Is de zin actief of passief?
Ce match est regardé par beaucoup de fans.
A
actief
B
passief

Slide 3 - Quizvraag

Is de zin actief of passief?
Mes parents visitent souvent des musées.
A
Actief
B
Passief

Slide 4 - Quizvraag

Is de zin actief of passief?
Ce film a été vu par des millions de gens.
A
Actief
B
Passief

Slide 5 - Quizvraag

Is de zin actief of passief?
Cette série est beaucoup regardée sur Netflix.
A
Actief
B
Passief

Slide 6 - Quizvraag

Zet de zin in de lijdende vorm
L'état ne financera plus mes études (vmv).

Slide 7 - Open vraag

Zet de zin in de lijdende vorm
Un passant alertait la police.

Slide 8 - Open vraag

Zet de zin in de lijdende vorm
On fait des travaux pour améliorer les routes.

Slide 9 - Open vraag

Traduire le mot 'wat' en français

Slide 10 - Tekstslide

Even het geheugen opfrissen. Wanneer gebruik je ook alweer welke vertaling? 
'Wat' is het onderwerp van de vraagzin.
'Wat' is het onderwerp van de betrekkelijke bijzin
'Wat' is het lijdend voorwerp van de betrekkelijke bijzin.
'Wat' is het lijdend voorwerp van de vraagzin, geen inversie
'Wat' is het lijdend voorwerp van de vraagzin, wel inversie.
'Wat' wordt in een vraagzin gevolgd door être + zelfstandig naamwoord
Q'est-ce qui
Qu'est-ce que
Que
Ce qui
Ce que
Quel(le)(s)

Slide 11 - Sleepvraag

________ veux-tu dire par cette remarque?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quel

Slide 12 - Quizvraag

Je ne sais pas _____ s'est passé pendant ton absence mais tout le monde est parti.
A
ce qui
B
ce que

Slide 13 - Quizvraag

_________ est arrivé à ta soeur? Elle s'est cassée le bras?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quel

Slide 14 - Quizvraag

________ est ton animal préféré?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Quelle
D
Quel

Slide 15 - Quizvraag

Vervoeg:
valoir - imparfait - il ...
timer
0:25

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - futur simple - il ...
timer
0:25

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - imparfait - vous
timer
0:25

Slide 18 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - futur simple - il
timer
0:25

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - passé composé - vous
timer
0:25

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - imparfait - tu
timer
0:25

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - conditionnel - elles
timer
0:25

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg:
lire - présent - je
timer
0:25

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg:
lire - conditionnel - tu
timer
0:25

Slide 24 - Open vraag