Tekst ensceneren

Teksttoneel
Jaar 2, deeltaak 2
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Teksttoneel
Jaar 2, deeltaak 2

Slide 1 - Tekstslide

Teksttoneel
  • Veel theater start vanuit een tekst
  • Tekst als belangrijkste component
  • Nieuwe of bestaande theatertekst
  • William Shakespeare als eerste moderne toneelschrijver
  • Invloed van zijn toneelteksten terug te zien in onze samenleving

Slide 2 - Tekstslide

Ensceneren
Betekent letterlijk: in scène zetten.

Slide 3 - Tekstslide

Een tekst ensceneren
Eén toneelstuk kun je op wel honderd verschillende manieren opvoeren. Als jij de regisseur zou zijn van het toneelstuk “Romeo en Julia” maak jij er een ander stuk van dan iemand anders uit jouw klas. Met andere woorden: Jouw enscenering is anders dan die van de ander. 

Slide 4 - Tekstslide

Tekst ensceneren
Zoek een antwoord op de volgende vragen: 

Over de gehele tekst: 
Waar gaat de tekst over? Wat is de situatie? bedenk de spelgegevens --> (wie, wat, waar, wanneer, waarom) 

Over de personages: 
Wie zijn ze? Wat zijn hun belangen? Wat willen ze van elkaar? 

Per zin(-sdeel): 
Wat bedoelt het personage eigenlijk met de tekst? (denktekst, subtekst) 
Wat wil hij/zij bereiken? 

Na het lezen, het analyseren en het interpreteren van de tekst kan de regisseur de toneeltekst gaan ensceneren.

Slide 5 - Tekstslide

Analyseer de volgende tekst:
A: Kom je nou nog?
B: Ja, ik moet dit nog even afmaken.
A: Ik sta hier al een uur te wachten.
B: Ik zei toch dat ik zo kom. En overdrijf niet zo.
A: Hoe bedoel je?
B: Nou, kom we gaan.
A: Nee, zeg nou maar wat je eigenlijk bedoelt!
B: Wil je nou nog gaan of niet?
A: Jij bent echt onmogelijk! Ik ga wel alleen.

Beantwoordt de volgende vragen:
Wie
Waar 
Wat 
Waarom 
Wanneer

Slide 6 - Tekstslide

Zelf ensceneren
Je krijgt zo drie teksten te zien. 
Je gaat deze zelf ensceneren.
Bedenk welke spelgegevens er zijn.
Speel de scène.

Slide 7 - Tekstslide

1.
A: Wat doe jij hier?
B: Hoezo?
A: Nou ik had je hier niet verwacht.
B: Ja, maar ik ben hier nu eenmaal




Spelgegevens, beantwoordt de volgende vragen:
(Wie, Waar, Wat, Waarom, Wanneer)
2.
A: Hoe laat is het?
B: Waarom wil je dat weten?
A: Zeg het nou maar gewoon.
B: Later dan je denkt.


3.
A: Schiet nou eens op.
B: Ja man, jij bent altijd zo langzaam.
C: Sorry, dit duurt even.
A: Ik heb hier geen zin in.
B: Ik ook niet, ik ga.
C: Nee, laat me niet alleen!

Slide 8 - Tekstslide

Ensceneren
Een van de dingen waar je op moet letten bij het ensceneren van een scène zijn de materiële vormgevingsmiddelen.
Eén daarvan is muziek. Die heeft een grote invloed op de scène.
Kijk maar naar het volgende filmpje.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

1) A: Weet u hier de weg misschien?
B: Waar moet je naartoe?
A: Volgens mij ben ik al in de buurt, maar ik weet het niet zeker.
B: Kom maar mee, ik weet precies waar je moet zijn.

4) A: Oh mijn god, jongens, moet je horen!
B: Wacht even, we zijn even bezig.
C: Secuur werkje, snap je.
A: Gadverdamme, wat doen jullie!?
C: Ik zeg toch, secuur werkje.
B: Ja, hier moet je geen fouten bij maken.



2) A: Ik moet je iets vertellen.
B: Dat komt goed uit, ik moet jou namelijk ook iets vertellen.
A: Oh ja? Wat dan?
B: Ik laat je nooit meer gaan.

3) A: Hoorde jij dat?
B: Wat?
C: Ja, ik hoorde het ook!
A: Wat was dat?
C: Het klonk echt naar!
B: Ik weet het wel, maar ik zeg het niet.
Bedenk de spelgegevens en zoek er muziek bij.

Slide 11 - Tekstslide