Een zin heeft een werkwoordelijk OF een naamwoordelijk gezegde.
Het werkwoordelijk gezegde geeft een handeling aan (Geeft aan wat het onderwerp doet!) en bestaat alleen uit werkwoorden.
Het naamwoordelijk gezegde geeft een toestand aan (Geeft aan wat het onderwerp is!) en bestaat uit werkwoorden en een zinsdeel met een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat iets zegt over het onderwerp.
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijke gezegde bestaat uit de persoonsvorm en de andere werkwoorden in de zin. Samen met het onderwerp vormt het werkwoordelijk gezegde meestal een begrijpelijke korte zin.
Ik heb gisteren goed voor mijn toets geleerd.
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Je zoekt alle werkwoorden in de zin: heb geleerd
Als deze werkwoorden samen een handeling aangeven, dan heb je te maken met een werkwoordelijk gezegde.
Valkuilen
Meestal bestaat het werkwoordelijke gezegde alleen uit werkwoorden, maar soms komen er ook andere woorden in dit gezegde voor.
#Te voor een werkwoord hoort bij het gezegde.
Die melk | is | niet | te drinken. werkwoordelijk gezegde (wwg): is te drinken
# Een verplicht wederkerend werkwoord hoort bij het werkwoordelijk gezegde.
Sommige werkwoorden komen alleen voor met een verplicht wederkerend voornaamwoord. Zich en andere vormen van zich (me, mij, je, u, ons) horen dan ook bij het werkwoordelijk gezegde. Let op! Als het gaat om een toevallig wederkerend voornaamwoord, dan is zich een lijdend voorwerp.
zich vergissen – Die docent | heeft | zich | vergist. wwg: heeft zich vergist
zich gedragen – Ik | heb| me| goed |gedragen. wwg: heb me gedragen
scheren – Mijn zoon |heeft |zich| vanmorgen| geschoren. wwg: heeft geschoren
#Een voorzetsel bij een scheidbaar werkwoord hoort bij het werkwoordelijke gezegde.
Scheidbare werkwoorden als inschenken of aanvallen worden gescheiden als het de persoonsvorm is. Dat woordje hoort dan wel bij het werkwoordelijk gezegde.
Ik vul dit formulier in. wwg: vul in
Ik schenk je graag nog een glas in. wwg: schenk in
#Een werkwoordelijke uitdrukking benoem je als werkwoordelijk gezegde.
Een werkwoordelijke uitdrukking is een vaste combinatie van een werkwoord van één of meer woorden die samen een betekeniseenheid vormen. Deze benoem je daarom als een werkwoordelijk gezegde.
Ik raakte de kluts kwijt. wwg: raakte de kluts kwijt
Ik raakte in vuur en vlam. wwg: raakte in vuur en vlam
Ik heb een flater geslagen. wwg: heb een flater geslagen
Oefenen
werkwoordelijk gezegde 1
werkwoordelijk gezegde 2
werkwoordelijk gezegde 3
werkwoordelijk gezegde 4
Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin én een zinsdeel met een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat iets zegt over het onderwerp. het naamwoordelijk gezegde geeft een toestand aan: het onderwerp is/ wordt/ blijft/ blijkt/ lijkt/ schijnt/ heet iets.
De jongen is koning.
Het proefwerk is moeilijk.
Dat meisje wordt later tandarts.
In de bovenstaande zinnen doet het onderwerp niets, maar het is iets. Je kunt namelijk ook het volgende zeggen:
de jongen= koning
het moeilijke proefwerk
dat meisje= tandarts
Ook al zet ik meer werkwoorden in de zin, dan heb je nog te maken met een naamwoordelijk gezegde.
De jongen wil later koning worden.
Het proefwerk zal moeilijk worden
Het meisje had tandarts willen worden.
naamwoordelijk gezegde: wil koning worden naamwoordelijk gezegde: zal moeilijk worden naamwoordelijk gezegde: had tandarts willen worden
Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
Bij het naamwoordelijk gezegde moet er aan de volgende voorwaarden worden voldaan.
Eén van de werkwoorden is een koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
In de zin staat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat iets zegt over (het uiterlijk of gedrag) van het onderwerp.
Stap 1: Zoek de persoonsvorm Stap 2: Zoek het onderwerp Stap 3: Kijk of er meer werkwoorden in de zin staan Stap 4: Kijk of één van de werkwoorden een koppelwerkwoord is. Stap 5: Kijk of dat werkwoord een naamwoord aan het onderwerp koppelt.
Voorbeelden
Kijk of er in de volgende zinnen sprake is van een naamwoordelijk gezegde:
Mijn zusje | wil | schrijfster | worden.
persoonsvorm: wil
onderwerp: mijn zusje
alle werkwoorden: wil worden
Is één van de werkwoorden misschien een koppelwerkwoord? Ja, worden
Staat in de zin een zinsdeel met een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp? Ja, schrijfster mijn zusje=schrijfster
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde: wil schrijfster worden
Die nieuwe dokter | lijkt | me | een enge man.
persoonsvorm: lijkt
onderwerp: die nieuwe dokter
alle werkwoorden: lijkt
Is één van de werkwoorden misschien een koppelwerkwoord? ja, lijkt
staat in de zin een zinsdeel met een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp? ja, een enge man. die nieuwe dokter = een enge man
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde: is een enge man.
Patrick blijft deze week in Amsterdam
persoonsvorm: blijft
onderwerp: Patrick
alle werkwoorden: blijft
Is één van de werkwoorden misschien een koppelwerkwoord: blijft
Staat in de zin een zinsdeel met naamwoord dat iets zegt over het onderdeel? nee
Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde: blijft
Valkuilen
Als zijn betekent zich bevinden, dan is het geen koppelwerkwoord. Als schijnen betekent licht uitstralen, dan is het geen koppelwerkwoord. Als blijven betekent verblijven, dan is het geen koppelwerkwoord. Als lijken betekent gelijkenis vertonen, dan is het geen koppelwerkwoord.
Andere werkwoorden kunnen soms de plaats van een koppelwerkwoord innemen. In dat geval is er duidelijk sprake van een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat iets zegt over het onderwerp.
Hij raakt geïrriteerd.
Heel soms bestaat het naamwoordelijk deel uit een ander woord dan een naamwoord. In dat geval is wel duidelijk sprake van een koppeling met het onderwerp.
De open haard is uit.
De opdrachten van Pierre zijn af.
Oefenen
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde 1
naamwoordelijk gezegde 2
naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde
Links
Beterontleden.nl
In een zin met een naamwoordelijk gezegde is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. Zo'n koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een kenmerk van dat onderwerp. Er staat dus nog een deel in de zin dat iets zegt over het onderwerp.