(nog niet de opname/podcast, alleen het schriftelijke gedeelte)
A
Klaar
B
Bijna klaar
C
Op de helft
D
Net of nog niet begonnen
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3
In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Hoe ver ben je met je interview/entrevista?
(nog niet de opname/podcast, alleen het schriftelijke gedeelte)
A
Klaar
B
Bijna klaar
C
Op de helft
D
Net of nog niet begonnen
Slide 1 - Quizvraag
¿Qué profesión escogiste? Welk beroep heb je uitgekozen?
Slide 2 - Woordweb
Wat is het meervoud van entrevista?
Slide 3 - Open vraag
Hoe schrijf je het meervoud van profesión?
A
profesiones
B
profesiónes
C
profesions
D
profesións
Slide 4 - Quizvraag
Repaso: klemtoon
De klemtoon valt op de laatste lettergreep, tenzij deze eindigt op een klinker (a, e, i, o, u) of op een n of een s: dan valt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep.
Als er een accentje staat op een letter, valt de klemtoon altijd op die lettergreep.
Slide 5 - Tekstslide
entrevista > entrevistas
Entrevista eindigt op een klinker en dus valt de klemtoon op vis.
Als je er meervoud van maakt, blijft de klemtoon op dezelfde plek. Meervoud maak je namelijk met +s of +es en met een s op het einde valt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep.
Slide 6 - Tekstslide
profesión > profesiones
Als je profesión zonder accent schrijft, valt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep, want het eindigt op een n: profesion
Omdat het een accent heeft op ó, valt het op de laatste: profesión
In het meervoud wordt het accent overbodig omdat de klemtoon sowieso al op de voorlaatste lettergreep valt. Waarom? Het eindigt op s.
profesión > profesiónes > profesiones
Slide 7 - Tekstslide
Objetivo / doel
Na vandaag weet je hoe je Spaanse woorden moet uitspreken en kun je je interview goed oplezen voor de podcast.
Slide 8 - Tekstslide
Welke uitspraakregels ken je nog?
Slide 9 - Woordweb
a, b, c...
de c spreek je uit als k als het voor een a, o of u of een medeklinker staat.
In alle andere gevallen (dus voor een i of e) spreek je het uit als een Nederlandse s of een Engelse th.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
a, b, c...
de c spreek je uit als k als het voor een a, o of u of een medeklinker staat.
In alle andere gevallen (dus voor een i of e) spreek je het uit als een Nederlandse s of een Engelse th.
Slide 12 - Tekstslide
d, e, f, g...
De g volgt hetzelfde idee als de c. Als het voor een a, o of u of een medeklinker staat, spreek je het uit als een Engelse g.
In alle andere gevallen spreek je het uit als een zachte g.
In de lettercombinatie gue spreek je de u niet uit.
In de lettercombinatie güe spreek de u uit als een w.
Slide 13 - Tekstslide
d, e, f, g...
De g volgt hetzelfde idee als de c. Als het voor een a, o of u of een medeklinker staat, spreek je het uit als een Engelse g.
In alle andere gevallen spreek je het uit als een zachte g.
In de lettercombinatie gue spreek je de u niet uit.
In de lettercombinatie güe spreek de u uit als een w.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
h, i, j...
De h spreek je niet uit.
De j spreek je uit als een zachte g.
Slide 16 - Tekstslide
h, i, j...
De h spreek je niet uit.
De j spreek je uit als een zachte g.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
k, l, m, n, ñ...
de l spreek je uit als l, maar de dubbele ll spreek je uit als j of lj.
de ñ spreek je uit als een nj.
Slide 19 - Tekstslide
k, l, m, n, ñ...
de l spreek je uit als l, maar de dubbele ll spreek je uit als j of lj.
de ñ spreek je uit als een nj.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
o, p, q, r, s, t, u, v...
De lettercombinatie qu spreek je uit als k.
De u spreek je uit als het Nederlandse oe.
De v spreek je uit als een b.
Slide 22 - Tekstslide
o, p, q, r, s, t, u, v...
De lettercombinatie qu spreek je uit als k.
De u spreek je uit als het Nederlandse oe.
De v spreek je uit als een b.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
x, y, z...
De x spreek je uit als een zachte g.
De y (betekent: "en") spreek je uit als het Nederlandse ie.
De z spreek je uit als s of als th.
Slide 25 - Tekstslide
x, y, z...
De x spreek je uit als een zachte g.
De y (betekent: "en") spreek je uit als het Nederlandse ie.
De z spreek je uit als s of als th.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
ie en ue/ua
De lettercombinatie ie spreek je uit als het Nederlandse je.
De lettercombinaties ue/ua spreek je uit als het Nederlandse we en wa.
Let op: in que hoort de u bij qu en niet bij ue.
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Cómo (hoe) spreek je uit als het Nederlandse...
A
komo
B
somo
C
thomo
D
omo
Slide 31 - Quizvraag
Quién (wie) spreek je uit als het Nederlandse...
A
kien
B
kjien
C
kjen
D
kwen
Slide 32 - Quizvraag
Cuándo (wanneer) spreek je uit als het Nederlandse...
A
kando
B
kwando
C
koewando
D
koendo
Slide 33 - Quizvraag
Waarom staan er op dónde, cómo, cuándo, cuántos etc. accenten?
A
zodat de klemtoon goed valt
B
omdat het vraagwoorden zijn
C
om extra nadruk te leggen
D
want Spaans
Slide 34 - Quizvraag
Qué vs. que
qué - wat / que - dat
quién - wie / quien - die
cómo - hoe / como - (zo)als
Slide 35 - Tekstslide
A practicar!
Oefen met je duo de interviews gedurende ong. 10 a 15 min.
Zoek daarna een ander duo en luister naar elkaar. Geef elkaar feedback aan de hand van wat je vandaag geleerd hebt.
Slide 36 - Tekstslide
Welke uitspraakregel vind je het moeilijkst?
Slide 37 - Woordweb
Welk woord in je interview vond je het lastigst uit te spreken?