,

GYM 2 - Woensdag 27-11

Nodig: grammaticaboekje
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nodig: grammaticaboekje

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Planning
  2. Lesdoel
  3. Uitleg bijwoordelijke bijzin
  4. Aan de slag!
  5. Signaalwoorden & tekstverbanden
  6. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Woensdag 11 december:
SO Grammatica Bijwoordelijk bijzin + vorige stof

Week 6:
SO bijzinnen

Toetsweek na carnavalsvakantie:
PW Woorden/Spelling hf. 1 t/m 4

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les:

- Weet je wat een bijwoordelijke bijzin is
- Herken je deze in een zin

Slide 4 - Tekstslide

Eerst even herhalen...

Slide 5 - Tekstslide

Waarover zegt een bijvoeglijke bijzin iets?

Slide 6 - Open vraag

Bijwoordelijke bijzin

Slide 7 - Tekstslide

Wat voor informatie geeft een bijwoordelijke bepaling in een zin?

Slide 8 - Open vraag

Hij komt naar school, nadat hij ontbeten heeft.
Wat is de bijzin?
Op welke vraag geeft de bijzin antwoord?

Slide 9 - Open vraag

Hij komt naar school, nadat hij ontbeten heeft.
Bijzin: Nadat hij ontbeten heeft
Vraag: Wanneer?

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin

Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Bijwoordelijke bijzin

Vervult de functie van een bijwoordelijke bepaling

(Geeft antwoord op vragen van tijd, plaats, reden, voorwaarde etc.)

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin of bijwoordelijke bijzin?

Slide 12 - Tekstslide

De journalist, wie ik een uitnodiging had gestuurd, kwam later op de afspraak.
A
Bijvoeglijke bijzin
B
Bijwoordelijke bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Hij besloot het land te ontvluchten, toen de situatie te beklemmend werd.
A
Bijvoeglijke bijzin
B
Bijwoordelijke bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Laatst begon hij pas te leren voor het proefwerk, waarvoor hij eigenlijk drie dagen nodig zou hebben.
A
Bijvoeglijke bijzin
B
Bijwoordelijke bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Als je hoogtevrees hebt, ben je voor dat werk niet geschikt.
A
Bijvoeglijke bijzin
B
Bijwoordelijke bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Als Kamiel Maase, die de beste Nederlander was, harder had getraind, had hij misschien nog een plaatsje hoger kunnen eindigen.
A
Bijvoeglijke bijzin
B
Bijwoordelijke bijzin

Slide 17 - Quizvraag

De bijwoordelijke bijzin
  •  Bijwoordelijke bepaling in de vorm van een zin

  • Inleidende onderschikkende voegwoorden:
toen, wanneer, zodra, nadat, hoewel, als, opdat, mits, tenzij, zodat, etc...

Dat en of leiden nooit een bijwoordelijke bijzin in!

Slide 18 - Tekstslide

Soort bijzin
Beginwoord
(woordsoort)
Beginwoord
(concreet)
Functie in de bijzin

Slide 19 - Tekstslide

Zin 1 blz. 23 Grammaticaboekje --> samen
Toen hij het huisje geel had geverfd, begon hij aan de renovatie 



van zijn tuintje, waarvoor hij drie weken nodig zou hebben.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!
Keuze:
1. Zelfstandig blz. 23 grammaticaboekje maken (de Bijwoordelijke bijzin)
Zin 1 t/m 6 Af? Kijk de gemaakte zinnen na!
2. Klassikaal  zin 2 & 3 blz. 23 grammaticaboekje maken.

Klaar?
Maak opdrachten 3 & 4 van 'Lezen hf 3' (blz. 93-96)
(Opdr. 3.3 en 4.8 hoeven niet!)

Slide 21 - Tekstslide

Signaalwoorden & tekstverbanden

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord? Geef een korte omschrijving, weet je het nog?

Slide 23 - Open vraag

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 24 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 25 - Tekstslide

Waarom is het handig om tekstverbanden & signaalwoorden te kunnen herkennen?

Slide 26 - Open vraag

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

- Chronologisch verband

- Opsommend verband

- Tegenstellend verband

- Toelichtend verband




....... en meer

Slide 27 - Tekstslide

Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 28 - Tekstslide

1. Het chronologisch verband
  • De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde     beschreven

  • Let op de volgende signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst daarna, vervolgens, nadat en dadelijk

  • Let ook op jaartallen!

Slide 29 - Tekstslide



'Om te beginnen at ik een hamburger. Daarnaast kreeg ik een milkshake. Bovendien heb ik nog een ijsje op.'

Slide 30 - Tekstslide

2. Het opsommend verband
  • Bij een opsommend verband worden zaken/dingen achter       elkaar genoemd.

  • Let op de volgende signaalwoorden: 
       ten eerste / tweede/ derde
       om te beginnen, ook, daarnaast,  ten slotte.

Slide 31 - Tekstslide


'Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.'

Slide 32 - Tekstslide

3. Het tegenstellend verband
  • Bij een tegenstellend verband worden in de tekst       tegenovergestelde dingen genoemd.

  • Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: maar, hoewel, toch, echter, tegenover, aan de ene kant..., aan de andere kant...


Slide 33 - Tekstslide



'Er zijn gerechten waarbij witte rijst gewoon hóórt. Denk aan een gevulde Mexicaanse burrito of een Indische curry.'

Slide 34 - Tekstslide

4. Het toelichtend verband
  • In de alinea wordt extra informatie gegeven over een   (deel)onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

  • Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, zo, neem nou.., denk aan...


Slide 35 - Tekstslide

Zij moet eerst haar zere oor aan de dokter laten zien, daarna mag ze een pijnstiller innemen.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 36 - Quizvraag

Mevrouw Verschoor geniet van goede muziek, verder is zij ook een filmliefhebber.
A
Tegenstellend
B
Opsomming
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 37 - Quizvraag

Mijn etui zit bomvol met schoolspullen: pennen, potloden, stiften, een geo-driehoek, gummen en een passer.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 38 - Quizvraag

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen. Daar denkt mijn zakenpartner echter anders over.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 39 - Quizvraag

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 40 - Quizvraag

Chronologisch 
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend
Allereerst
Hoewel
Zoals
Ook
Ten tweede
Maar
Bijvoorbeeld
Intussen
Vervolgens
Ten slotte
daarentegen
Denk aan

Slide 41 - Sleepvraag

Huiswerk & Taalvout
Grammaticaboekje:
Blz. 23 grammaticaboekje maken (de Bijwoordelijke bijzin)

Nieuw Nederlands:
Maak opdrachten 3 & 4 van 'Lezen hf 3' (blz. 93-96)
(Opdr. 3.3 en 4.8 hoeven niet!) 

Slide 42 - Tekstslide