V2 Grammatica H20 en H21 2

Nederlands
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerk bespreken 
  3. Herhalen NWG en voornaamwoorden
  4. Aan het werk met opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les
Koppelwerkwoord naamwoordelijk gezegde en voornaamwoorden herhalen voor de toets


Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen

  • pv
  • OW
  • WWG/NWG
  • LV
  • MV
  • BWB
Woordsoorten

  • olw
  • blw
  • znw
  • vz
  • bw
  • bnw
  • hww
  • zww
  • kww
  • pvnw
  • bzvnw
  • aanwvnw
  • betrvnw
  • onbvnw

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken oefenformulier H21

Slide 6 - Tekstslide

Welke 5 voornaamwoorden moet je weten voor de toets? Schrijf de afkortingen op in 1 antwoord

Slide 7 - Open vraag

Maak de juiste combinaties:
Was dit jouw boek of het zijne ?
Hij staarde voor zich uit.
Jack houdt niet van zulke/dergelijke opmerkingen.
Heb je nog iets van haar gehoord?

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord

Slide 8 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Dat is alles, wat ik wilde zeggen.
Zij gaan naar hen.
Niemand praat met Piet.

Slide 9 - Sleepvraag

Welke onderdelen zitten altijd in een NWG?

Slide 10 - Open vraag

Wat voor een werkwoordsoort is 'worden' in de zin:
Ik word daar zo moe van.
A
hww
B
zww
C
kww
D
geen ww

Slide 11 - Quizvraag

"Vannacht heb ik gedroomd over de vakantie."

Wat is 'gedroomd' voor een werkwoordsoort?
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Welk soort gezegde drukt een actie uit?

Slide 13 - Open vraag

Stappenplan naamwoordelijke gezegde vinden
1
2
3
4
Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat.
Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt
Is/wordt de onderwerp iets? Stel de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Het antwoord op de vraag is het naamwoordelijke deel.
Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + [naamwoordelijke deel] + overige werkwoorden

Slide 14 - Sleepvraag

zie je hieronder een handeling (werkwoordelijk gezegde) of een eigenschap (naamwoordelijk gezegde)?
Mijn sokken zijn rood-met-wit.
Je bent gek!
De goudvis zwemt naar boven.
Mario duimt voor zijn dochter.
Het meisje houdt van zand.
Deze tas draag ik op mijn rug.

Slide 15 - Sleepvraag

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Waarom hebben jullie me dat niet verteld?
Wanneer knap jij die fiets eens op?
Deze oplossing lijkt mij erg goed.
Het blussen van de brand duurde uren.
Hunterlaar was een van de beste spitsen van Ajax.
Volgens de minister blijft de hulp belangrijk.

Slide 16 - Sleepvraag

Bedenk een zin met een NWG

Slide 17 - Open vraag

Vragen?

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk

  • Maak van opdr 6 op blz 85 zin a t/m 
  • Drillsters 3 en 4 oefenen van H20 en H21
  • Leer de schema's achter in je boek


Slide 19 - Tekstslide