Het bijwoord is precies hetzelfde te herkennen als de bijwoordelijke bepaling, het enige verschil is dat het bijwoord maar uit 1 woord kan bestaan.
Er zijn zes redenen waarom een woord een bijwoord kan zijn:
1) Er wordt een plaats of tijd aangeduid.
Plaats: hier, daar, er, waar, etc.
“Hier mag gerookt worden.”
Tijd: nu, straks, later, dan, gisteren, morgen, vanmiddag, zo,
“Vanochtend maakte ik mijn ontbijt klaar.”
2) Er wordt iets gezegd over een werkwoord.
“Denny kan hard rennen.” Hard zegt iets over het rennen.
“Enthousiast vertelt hij een verhaal.” Enthousiast zegt iets over het vertellen.
3) Er wordt iets gezegd over een bijvoeglijk naamwoord.
“Dat kasteel is ontzettend oud.” Het is niet alleen oud, het is ontzettend oud, ‘ontzettend’ zegt dus iets over oud.
4) Er wordt iets gezegd over een ander bijwoord.
“Haar neefje kan heel goed liegen.” ‘Goed’ zegt iets over het werkwoord ‘liegen’ en is dus een bijwoord, ‘heel’ zegt iets over ‘goed’ en is dus ook een bijwoord.