4.4/4.5/4.6

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.4 t/m 4.6
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.4 t/m 4.6
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz. 165.

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel 
Aan het eind van deze les:
- kun je de PV, het WWG, het OND en het LV in een zin benoemen
- kun je de PV, het hele werkwoord en het VDW uit de zin halen. 
- kun je de zelfstandige naamwoorden en de lidwoorden in een zin benoemen. 

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 7 op blz. 165 t/m 167.
Namen lln

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Namen lln

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Namen lln

Slide 4 - Tekstslide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 5 - Tekstslide

De drie lidwoorden zijn:
A
vaak, en, de
B
een, het, op
C
de, het, een
D
de, het, aan

Slide 6 - Quizvraag

Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Lopen, werken, stoel, slager
B
Karien, lopen, slager, telefoon
C
Karien, stoel, slager, telefoon
D
Karien, werken, lopen, telefoon

Slide 7 - Quizvraag

Noteer uit onderstaande zin de PV, het WWG, het OND + het LV. Zit iets er niet in, zet dan een x.
De zanger heeft een nieuwe cd opgenomen.

Slide 8 - Open vraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 1 t/m 7 op blz. 165 t/m 167.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Tekstslide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia's. 

Slide 10 - Tekstslide

PV vind je door:
- de zin vragend maken.
- de tijdproef toe te passen.

Slide 11 - Tekstslide

WWG:
- alle werkwoorden in de zin!

dit bestaat uit/kan bestaan uit;
pv + hele werkwoord + voltooid deelwoord
                  -en                          ge-/be-/ver-/ont-

Slide 12 - Tekstslide

Noteer de PV + het WWG uit de zin:
De bakker heeft lekkere vlaai gemaakt.

Slide 13 - Open vraag

Noteer de PV + het WWG uit de zin:
Mama heeft de rekening betaald.

Slide 14 - Open vraag

OND:
wie of wat iets doet in de zin. 
Stel jezelf de vraag: wie/wat + wwg.

Bijvoorbeeld; ik ben naar het station gefietst. 
PV: ben
WWG: ben gefietst
OND: wie/wat ben gefietst? --> Antwoord = ik, dus ik is het OND. 

Slide 15 - Tekstslide

Noteer het OND uit de zin:
De bakker heeft lekkere vlaai gemaakt.

Slide 16 - Open vraag

Noteer het OND uit de zin:
Mama heeft de rekening betaald.

Slide 17 - Open vraag

LV
Stel jezelf de vraag: wie/wat + wwg + ond

Bijvoorbeeld; ruimen de leerlingen hun spullen op? 
PV: ruimen
WWG: ruimen op
OND: de leerlingen
LV: wie/wat ruimen de lln op? --> antwoord = hun spullen. 

Slide 18 - Tekstslide

Noteer het LV uit de zin:
De bakker heeft lekkere vlaai gemaakt.

Slide 19 - Open vraag

Noteer het OND uit de zin:
Mama heeft de rekening betaald.

Slide 20 - Open vraag

Een zin kun je verdelen in losse woorden.

Die woorden kun je allemaal een naam geven.

Sommigen krijgen dezelfde naam.

Dit heet een woordsoort.




Lidwoord: ( LW)

de, het, een

Staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.


Zelfstandig naamwoord: ( ZN)

namen van:

mensen, dieren, dingen, planten en eigen namen.

  • Een zelfstandig naamwoord kun je in het meervoud zetten.
  • Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten.
  • Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen.






Slide 21 - Tekstslide

Noteer alle ZNW uit de zin:
De leerlingen maken een lekker gerecht.

Slide 22 - Open vraag

Noteer alle lidwoorden uit de zin:
De leerlingen maken een lekker gerecht.

Slide 23 - Open vraag

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Namen lln, jullie maken zelfstandig opdracht 1 t/m 7 op 
blz. 165 t/m 167. 

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? Namen lln of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 6.

Slide 24 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig:
V: les 4.4 t/m 4.6, blz. 165 t/m 167, opdr. 1 t/m 7 --> Niemand
B: les 4.4 t/m 4.6, blz. 165 t/m 167, opdr. 1 t/m 7 --> namen lln
I: les 4.4 t/m 4.6, blz. 165 t/m 167, opdr. 1 t/m 7 --> namen lln 

Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna ga je in stilte lezen of een woordzoeker maken. 
timer
1:00

Slide 25 - Tekstslide

7. Evaluatie
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 




Slide 26 - Tekstslide

Welke woord in de zin is een zelfstandig naamwoord?

Een mooi nieuw mobieltje

A
mooi
B
mobieltje
C
nieuw
D
een

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is het zelfstandig naamwoord?

De oude versleten bus.
A
de
B
oude
C
versleten
D
bus

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord in de onderstaande zin?
Ik heb een broodje gegeten.
A
heb
B
broodje
C
een
D
gegeten

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk
...dag .. maand
4.4 t/m 4.6 opdracht 1 t/m 7

Toetsen: 
...
geen

Slide 30 - Tekstslide

Afsluiting
Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................

Slide 31 - Tekstslide