PV: 1. Maak de zin vragend, de PV komt vooraan te staan.
2. Zet de zin in de andere tijd. Het woord wat veranderd is de PV.
3. EV-MV of andersom. Het woord wat veranderd is de PV.
WWG: ALLE werkwoorden in de zin (PV + alle andere werkwoorden noteren).
OND: wie of wat + wwg.
De aardige buurman heeft mij goed geholpen.
* PV: heeft
* WWG: heeft geholpen.
* OND: wie of wat heeft geholpen? --> antwoord; de aardige buurman.