Spreekvaardigheid MBO 1e klas, argumenteren

1 / 16
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Drietrapsraket
Mensen hebben de neiging een mening of standpunt te geven zonder uitleg of onderbouwing. Wat we zelf vinden, is vaak zo logisch, dat ze het niet nodig vinden om het uit te leggen, of dat ze er gewoon niet aan denken om dat te doen. Als je een betoog houdt is het wel belangrijk dat je de argumenten zorgvuldig uitlegt. Je moet bijvoorbeeld niet alleen beweren dat vlees eten zielig is, maar ook kunnen uitleggen waarom dat zo is en er voorbeelden bij geven.
Hoe pak je dat aan? Door je argumenten in een drietrapsraket op te bouwen

Slide 2 - Tekstslide

1. Noemen 

Je begint met het noemen van je argument. 

Slide 3 - Tekstslide

2. Uitleggen 

Daarna geef je aan wat je met dat argument bedoelt. Dit is het belangrijkste onderdeel van een goed argument omdat je het hiermee onderbouwt. Het is een toelichting op je argument waarmee je iemand probeert te overtuigen.

Slide 4 - Tekstslide

3. Geef voorbeelden 

Tot slot geef je voorbeelden waarmee je je argument heel tastbaar en concreet maakt. Hiermee maak je je argument extra geloofwaardig en dat is wat je wilt bereiken.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld: 
Ik vind dat roken verboden moet worden in de horeca (= standpunt), want roken is erg ongezond (= argument). Ieder jaar gaan er 25.000 mensen dood als een direct gevolg van roken (= uitleg). Neem mijn buurman die vorig jaar aan een longziekte overleed nadat hij 20 jaar lang een pakje per dag had gerookt (= voorbeeld).

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden om samenhang in je betoog te brengen
Vraag: Welke signaalwoorden ken je?

Slide 7 - Open vraag

In een goed opgebouwde presentatie vind je logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s. Je gebruikt signaalwoorden om die relaties duidelijk te maken. 
Bijvoorbeeld: om een opsomming aan te geven, kan een spreker beginnen met ‘eerst’. ‘Eerst moet er voldoende geld opgehaald worden’. Het signaal ‘eerst’ zegt: let op, er komt nog meer! 
Misschien hoor je dan verderop in het verhaal woorden als vervolgens, bovendien, daarna en ten slotte

Slide 8 - Tekstslide

Andere belangrijke verbanden die door signaalwoorden aangegeven kunnen worden, zijn: 

  • Reden of argument: daarom, omdat, want, derhalve, aangezien, namelijk.
  • Tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch.
  • Conclusie: dus, hieruit volgt, kortom.
  • Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, als gevolg van, zodat.
  • Toelichting/voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals, zo.




Slide 9 - Tekstslide

Oefenen in de les. Geef bij de volgende zinnen aan wat het signaalwoord en het tekstverband is.

Slide 10 - Tekstslide

In de eerste plaats ben ik een verzamelaar van schilderijen van Mondriaan.

Slide 11 - Open vraag

· In de zomervakantie had ik een leuk baantje, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

Slide 12 - Open vraag

Het sneeuwde al enige dagen hevig waardoor de skipistes gesloten werden.

Slide 13 - Open vraag

Vervolgens werden de passagiers naar hun plaats gebracht door de stewardess.

Slide 14 - Open vraag

Kies een van de volgende stellingen: 

1. Alcoholreclame moet verboden worden

2. Bibliotheken zijn overbodig

3. De overheid moet de prijs van fastfood verhogen

- Bedenk of je voor of tegen de stelling bent.

- Noem een argument.

- Leg je argument uit.

- Geef een voorbeeld waarmee je het argument concreet maakt.

- Maak in je uitwerking gebruik van signaalwoorden.

Slide 15 - Tekstslide

jouw stelling

Slide 16 - Open vraag