Uitleg presentatie

Examenvoorbereiding Nederlands 
Nederlands
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Examenvoorbereiding Nederlands 
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

presenteren
  • doel: informeren
  • inhoud: presentatie van je onderzoek
  • wanneer: week 22 (29 mei -2 juni week 23 (5 - 9 juni)
  • planning volgt: Nederlands op dinsdag 30 mei of op dinsdag 6 juni

Slide 2 - Tekstslide

Het examen Spreken 
  • Je houdt een presentatie over je onderzoek (kerntaak 3)
  • Duur:                                                                                                                     Niv. 4 (3F) minimaal 6 , maximaal 8 minuten. Korter dan 6 minuten? Dan mogen we het niet beoordelen
  • Tijdens het examen alleen steekwoorden bij de hand 
  • PowerPoint/Prezi/etc. ter ondersteuning is aan te raden!

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over een presentatie?

Slide 4 - Woordweb

Hoe breng je de inhoud van je presentatie het beste over? 

1. Spreek tegen de beoordelaars
2. Gebruik je stem
3. Gebruik je lichaam
4. 'Wees het argument'

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw betoog
Je betoog moet een heldere structuur bevatten. Dit kun je doen door je betoog in 3 onderdelen op te bouwen:
  • inleiding
  • middenstuk/kern
  • slot

Slide 6 - Tekstslide

inleiding 
  • Aandacht publiek trekken (citaat, anekdote, actualiteit)
  • Introductie van jezelf; stel jezelf voor: Goedemorgen/middagen, mijn naam is ........
  • onderwerp: geef aan waar je presentatie over gaat                    Ik ga  iets vertellen over....... het doel
  • hoe is je presentatie opgebouwd: noem de deelonderwerpen en geef een vooruitblik

Slide 7 - Tekstslide

middenstuk (kern)
  • het eigenlijke verhaal in verschillende deelonderwerpen 
  • zet de deelonderwerpen in een logische volgorde
  • zorg dat het publiek je goed kan volgen en geef steeds aan waar je in je presentatie bent
  • stem je woordkeuze af op het publiek
  • vaktaal/jargon eventueel in andere woorden uitleggen          (Jip @ Janneke taal)

Slide 8 - Tekstslide

 slot
  • geef een een korte samenvatting met een samenvatting/conclusie
  • geef gelegenheid tot het stellen van vragen
  • bedank het publiek
  • sluit af met een afsluitende zin (voorbeeld);                               als er geen vragen meer zijn, dan wil ik u danken voor uw       aandacht

Slide 9 - Tekstslide

Spreekschema
Inleiding 
(Kop)
Opening: 
Introductie (aandacht voor jezelf)
onderwerp noemen
noem de deelonderwerpen
geeft een vooruitblik
Middenstuk (Romp)
behandel de deelonderwerpen
in een logische volgorde
gebruik signaalwoorden (bijvoorbeeld: ten eerste, ten tweede, vervolgens, daarna, tot slot etc. zodat het publiek je goed kan volgen
Slot 
(Staart)
geef een korte samenvatting
geef gelegenheid tot het stellen van vragen
sluit je presentatie af en bedank je publiek

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1 De overtuigende verkoper 
  1. Kies elk een willekeurig voorwerp dat voorhanden ligt (stift, telefoon, stoel, etc.)
  2. Bepaal het spreekdoel
  3. De verkoper probeert het voorwerp te ‘verkopen’ aan de klas. Neem drie minuten om het verkoopgesprek voor te bereiden. Let op humor en originaliteit, je presentatie is het belangrijkste bij deze opdracht.
  4. Voer het verkoopgesprek

Slide 11 - Tekstslide

Les 1b Argumentatie
Drietrapsraket:
1. Het argument benoemen
(+labels geven)
2. Het argument uitleggen 
3. Geef voorbeelden van het argument

Slide 12 - Tekstslide

Samenvatten
Geef een samenvatting van je argumenten

Slide 13 - Tekstslide

Weerleggen
1. Aanwijzen van de argumenten van je tegenstanders
2. Samenvatten van die argumenten
3. Reageren op die argumenten
4. Conclusie geven

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2 Argumenteren 
1. Maak een groepje van vier personen
2. Kies een van de volgende stellingen:
- Alcoholreclame moet verboden worden
- Bibliotheken zijn overbodig
- De overheid moet de prijs van fastfood verhogen
- Alcoholproducten moeten twee keer zo duur worden.
- Alle wc’s op scholen moeten genderneutraal worden.
3.  Twee zijn voor de stelling en twee zijn tegen de stelling.
4. Beide tweetallen bedenken minimaal drie argumenten (gebruik hiervoor betrouwbare bronnen).
5. Leg elk argument uit en geef een voorbeeld waarmee je het argument concreet maakt.
6. Bedenk een pakkende opening en een uitsmijter.
7. Ga nu met elkaar debatteren over de stelling (voor de klas)!

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Stelling: Alcoholreclame moet verboden worden

  • standpunt: ik ben voor de stelling
  • argument: het is reclame voor iets ongezonds


Slide 16 - Tekstslide

Stelling: Alcoholreclame moet verboden worden
Argument: Het is reclame voor iets ongezonds
Uitleg: Reclame heeft als doel mensen meer van een product te laten kopen. Van alcoholreclame krijg je dus zin om bijvoorbeeld wijn te drinken. Dat is erg, want van alcohol is slecht voor je gezondheid.
Voorbeeld: Stel: in een reclame heb je de laatste tijd vaak Jillz voorbij zien komen. Daardoor denk je nu eerder aan Jillz en ben je sneller geneigd om dat te kopen. Je kiest dus eerder voor een ongezonde optie.
 

Slide 17 - Tekstslide

Objectieve of subjectieve argumenten?
Welke zijn beter?
-Objectief 
-Subjectief?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

tips tijdens het spreken 
  • sta tijdens de presentatie (haan oet tuk)
  • houd contact met je publiek en kijk je luisteraars aan
  • spreek rustig, duidelijk en verstaanbaar
  • varieer je toon (intonatie)
  • gebruik ondersteunende middelen (foto's, film, voorwerpen)
  • een presentatie is geen voorleesbeurt
  • vind je dit lastig? Oefen (en time) je presentatie

Slide 20 - Tekstslide

tips voor een PowerPoint presentatie
  • houd de achtergrond rustig
  • geef elke dia een korte titel (lettergrootte min. 30)
  • maximaal 5-6 regels op één dia
  • tekstregels één voor één laten zien (indien mogelijk)
  • houd de tekst kort en bondig (trefwoorden)
  • max. twee minuten spreektijd per dia 

Slide 21 - Tekstslide

Beoordeling examen Spreken
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordgebruik en woordenschat
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing

Slide 22 - Tekstslide