Diabetes Type 2

Diabetes mellitus
Farmacotherapie H17
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Diabetes mellitus
Farmacotherapie H17

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afspraken BSP les
Op tijd in de les zijn
Lesmateriaal meenemen
Opdrachten gemaakt
Mobiel in de tas
Tas op de grond
Geen oortjes in

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
- Je kent de werking van de hormonen insuline en glucagon
- Je weet de ziektebeelden diabetes mellitus 
type I en type 2 uit te leggen
- Je kent de geneesmiddelen die bij 
diabetes mellitus type 1 worden gebruikt

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Diabetes mellitus is een veelvoorkomende aandoening waarbij het lichaam de bloedsuikerspiegel niet goed in balans kan houden. Het wordt ook wel suikerziekte genoemd. Er zijn twee soorten diabetes mellitus: type 1 en type 2.
Diabetes betekent doorstroming en verwijst naar het vele plassen dat een kenmerk is van diabetes. Mellitus betekent zoet. Het verwijst naar het hoge suikergehalte in de urine.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Na het eten of drinken van koolhydraten (suikers of zetmeel) stijgt de hoeveelheid glucose (suiker) in het bloed.

Slide 7 - Tekstslide

In de alvleesklier (pancreas) wordt insuline gemaakt. De cellen die insuline maken, zitten bij elkaar in groepjes: de eilandjes van Langerhans. Insuline is een hormoon dat de bloedsuikerspiegel in balans houdt.
Insuline zorgt ervoor dat de bloedsuikerwaarde daalt. Het hormoon werkt als een sleutel die de cellen in het lichaam openzet. Zo kan de glucose (suiker) vanuit het bloed de cellen binnenkomen. De cellen zetten de glucose vervolgens om in energie, dat het lichaam als brandstof kan gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

In de alvleesklier wordt naast insuline nog een ander hormoon aangemaakt: glucagon. Glucagon verhoogt de bloedsuikerspiegel als die te veel zakt. Insuline en glucagon regelen samen de bloedsuikerspiegel. Insuline zorgt ervoor dat je lichaam glucose uit het bloed kan halen. Glucagon doet precies het tegenovergestelde: het zorgt ervoor dat opgeslagen suiker in de lever vrijkomt als de bloedsuikerspiegel te laag is. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel weer. Insuline en glucagon zijn met een mooi woord antagonisten (tegenovergesteld) van elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaat er mis in het lichaam bij iemand met diabetes?
A
Het lichaam heeft moeite om de glucose in de lichaamscellen op te nemen. Hierdoor ontstaat een te hoge glucosewaarde.
B
De alvleesklier maakt geen glucose aan. Hierdoor krijgt het lichaam niet genoeg brandstof.

Slide 11 - Quizvraag

Bij iemand met diabetes heeft het lichaam moeite om de glucose in de lichaamscellen op te nemen. Bijvoorbeeld omdat het eigen afweersysteem de cellen die insuline aanmaken vernietigt (diabetes type 1) of doordat het lichaam niet meer goed reageert op insuline (diabetes type 2). Hierdoor ontstaat een te hoge glucosewaarde. 

Slide 12 - Tekstslide

Een hoge glucosewaarde betekent dat glucose zich ophoopt in het bloed en niet meer goed door het lichaam verwerkt kan worden tot energie. Dit kan schade aan verschillende organen en weefsels veroorzaken.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

kun je de volgende drie symptomen van een te hoge bloedsuikerspiegel herkennen:
Veel plassen (polyurie). Bij een te hoge bloedsuikerspiegel worden de nieren gestimuleerd om meer urine te produceren. Zo kan het teveel aan glucose het lichaam verlaten.
Veel dorst (polydipsie). Doordat het lichaam bij een hoge bloedsuikerspiegel veel urine aanmaakt, verliest iemand met diabetes veel vocht. Door uitdroging kan iemand met een hoog bloedsuiker continu dorst hebben.
Vermoeidheid. Doordat het lichaam geen insuline aanmaakt, komt de glucose uit het bloed niet in de lichaamscellen terecht. Het lichaam kan de bloedsuiker daardoor niet als energie gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

Diabetes type 1 wordt veroorzaakt door een auto-immuunreactie. De eigen afweercellen vallen de insulineproducerende cellen in de alvleesklier aan en vernietigen deze. Er is geen duidelijke aanwijsbare oorzaak bekend voor deze auto-immuunreactie. Diabetes type 1 ontstaat vaak bij kinderen.
Diabetes type 2 wordt veroorzaakt door een combinatie van erfelijke aanleg en leefstijlfactoren zoals overgewicht, ongezonde eetgewoonten en te weinig lichaamsbeweging. Het komt vooral voor bij mensen boven de 45 jaar. Vroeger werd het ‘ouderdomsdiabetes’ genoemd, omdat het vooral voorkwam bij oudere mensen. Maar steeds meer jonge mensen krijgen ook deze vorm van diabetes. Dat komt omdat er steeds meer jonge mensen zijn met overgewicht en ongezonde eetgewoonten.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

De hoeveelheid glucose in het bloed wordt uitgedrukt in mmol/l (millimol per liter). Dat staat voor de hoeveelheid glucosemoleculen per liter bloed. Bij mensen met diabetes mellitus wordt gestreefd naar een nuchtere glucosewaarde van tussen de 4,5 en 8 mmol/l. 

Hypoglykemie
Als de nuchtere bloedglucosewaarde onder de 4 mmol/l komt, is er sprake van een hypoglykemie (lage bloedsuikerspiegel). Een lage bloedsuikerspiegel wordt ook wel een hypo genoemd. Een hypo kan ontstaan doordat iemand met diabetes te weinig eet, te veel actieve insuline in het lichaam heeft of te lang een lichamelijke inspanning levert zonder genoeg koolhydraten binnen te krijgen. 

Hyperglykemie
Is de nuchtere bloedglucosewaarde hoger dan 10 mmol/l? Dan is de bloedsuikerspiegel te hoog. Dit heet een hyperglykemie, of een hyper. Een hyper kan ontstaan wanneer iemand met diabetes te weinig insuline in zijn lichaam heeft t.o.v. het aantal koolhydraten dat hij heeft gegeten. Maar ook stress of ziekte kan een hyper veroorzaken.

Slide 19 - Tekstslide

 Hypo (lage bloedsuikerspiegel)
Zweten en trillen
Duizelig
Hongergevoel
Slecht zien
Hoofdpijn
 Hyper (hoge bloedsuikerspiegel)
Veel plassen
Aanhoudende dorst
Misselijkheid of overgeven
Droge tong

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Iemand met diabetes type 1 moet insuline injecteren, omdat het lichaam zelf geen insuline meer aanmaakt. Insuline is een hormoon dat normaal gesproken wordt aangemaakt in de pancreas (alvleesklier). Het heeft een bloedsuikerverlagend effect. Insuline kan niet via de mond (oraal) worden ingenomen, omdat het in het maagdarmkanaal wordt afgebroken. Het moet daarom per injectie of per infuus worden toegediend.

Er bestaat langwerkende en kortwerkende insuline. Kortwerkende insuline wordt vaak vlak voor de maaltijd geïnjecteerd om de bloedsuikerspiegel te verlagen na het eten van koolhydraten. Langwerkende insuline wordt één of twee keer per dag geïnjecteerd om het basisniveau van insuline in stand te houden, zelfs als er niks wordt gegeten of gedronken. Langwerkende insuline blijft veel langer in het lichaam actief (18 tot 24 uur) dan kortwerkende insuline (3 tot 6 uur). Mensen met diabetes type 2 hoeven meestal geen insuline in te spuiten. Ze slikken bloedsuikerverlagende tabletten en krijgen voedings- en bewegingsadviezen. Door lichaamsbeweging reageert het lichaam beter op insuline. Daarnaast wordt mensen met diabetes type 2, indien nodig, geadviseerd te stoppen met roken. Pas als bloedsuikerverlagende tabletten niet meer voldoende werken, moet er insuline geïnjecteerd worden.

De meest gebruikte geneesmiddelen zijn metformine, gliclazide en insuline. 

Slide 25 - Link

Insuline is een hormoon dat wordt toegediend via injecties onder de huid of met een insulinepomp. Het zorgt ervoor dat de cellen in het lichaam suiker uit het bloed kunnen opnemen. Insuline-injecties worden vooral voorgeschreven aan mensen met diabetes type 1. Mensen met diabetes type 2 injecteren alleen insuline als metforminetabletten niet goed genoeg werken.
Metformine is een geneesmiddel dat de lever en andere organen gevoeliger maakt voor insuline, waardoor de bloedsuikerspiegel daalt. Ook zorgt metformine ervoor dat de lever minder suiker aanmaakt. Het heeft dus een dubbele werking. Metformine wordt vooral voorgeschreven aan mensen met diabetes type 2.
Gliclazide is een verlager van het bloedsuiker. Het stimuleert de alvleesklier om insuline af te geven aan het bloed. Gliclazide wordt gebruikt bij de behandeling van volwassenen met diabetes type 2 wanneer een dieet, lichaamsbeweging en gewichtsvermindering onvoldoende resultaat geven.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes is een 
belangrijke risicofactor 
voor hart- en vaatziekten!

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Richtlijnen Diabetes type 2

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metformine
- Biguaniden

  • Vertraagt de glucoseproductie in de lever
  • Vergroot gevoeligheid spiercellen voor insuline

           Bloedglucose gehalte lager!



Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metformine
- Eerste keuze bij diabetes type 2

- Bijwerkingen
   Maag-darmklachten
   tekort aan vitamine B12

- Let op de nierfunctie!!!!




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de werking van insuline?
A
Verhoogt bloedsuikergehalte
B
Verlaagt bloedsuikergehalte

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er aan de hand bij diabetes mellitus type 1?
A
Alvleesklier maakt geen insuline aan
B
Alvleesklier maakt onvoldoende insuline aan

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke vorm van diabetes speelt insuline resistentie een rol?
A
type 1
B
type 2

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn acute klachten bij diabetes?
A
Afvallen en veel dorst
B
Moeheid en diabetische voet
C
Vaak infecties en diabetische voet
D
Vaak plassen en overgewicht

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt diabetisch type 2 behandeld?
A
Insuline
B
Orale bloedglucose verlagende middelen

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn complicaties bij diabetes?
A
Hart- en vaatziekten en afvallen
B
Moeheid en diabetische voet
C
Vaak infecties en hart- en vaatziekten
D
Vaak plassen en overgewicht

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Goed doorlezen (leren) 
H17.1 en H17.2

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies