Herhalingsles fictie 1BKT

Herhalingsles
Cursus 3 - Fictie

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles
Cursus 3 - Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog over fictie en non-fictie?

Slide 2 - Woordweb

Fictie of non-fictie
Fictie betekent verzonnen. Een schrijver heeft een verhaal bedacht. De personen uit het verhaal bestaan niet echt en de gebeurtenissen in het verhaal zijn niet echt gebeurd.

Non-fictie betekent niet verzonnen. Een schrijver schrijft over personen die echt bestaan en gebeurtenissen die echt gebeurd zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoel fictie
Amuseren

De schrijver wil je amuseren. 

Hij wil dat je het verhaal met plezier leest, omdat je het spannend/zielig/aangrijpend/leuk vindt.

Slide 4 - Tekstslide

Roald Dahl - Matilda
Matilda kan heel goed leren, maar haar ouders behandelen haar als een lastpak. Ze bedenkt slimme straffen voor hen. Als het hoofd van school haar ook wil aanpakken, ontdekt Matilda iets bijzonders.


Matilda is briljant. Ze kan geweldig goed leren. Toen ze anderhalf was kon Matilda al praten als een volwassene, met 3 jaar kon ze lezen, en al vóór ze 5 was, las ze boeken van wereldberoemde schrijvers als Dickens, Hemingway, Kipling en Steinbeck.

Matilda besluit zich eens goed kwaad te maken. Ze bedenkt heel slimme straffen voor haar ouders. En als het hoofd van de school, juffrouw Bulstronk, haar ook wil aanpakken, ontdekt Matilda dat ze iets heel bijzonders kan.


Slide 5 - Tekstslide

Is Matilda fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Was dit bericht fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 8 - Quizvraag

Welk boek is non-fictie?
A
Knolpower (Een boek van Enzo knol over zijn leven als vlogger.)
B
Spijt (Een boek van Carry Slee over een jongen die gepest wordt.)

Slide 9 - Quizvraag

Omschrijf het woord 'amuseren' in één zin.

Slide 10 - Open vraag

Wat weet je nog over realistische en niet-realistische verhalen?

Slide 11 - Woordweb

Soorten verhalen
Er zijn allerlei soorten verhalen. Al deze verhalen kun je verdelen in twee categorieën:
  • realistische verhalen: wat in het verhaal gebeurt, kan in de werkelijkheid ook echt gebeuren. 
  • fantasieverhalen (niet-realistische verhalen): wat in het verhaal gebeurt, kan niet in de werkelijkheid niet gebeuren.
 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

The hunger games is ...
A
realistisch
B
niet-realistisch

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Oorlogswinter is ...
A
realistisch
B
niet-realistisch

Slide 16 - Quizvraag


Het journaal is ...
A
realistisch
B
niet-realistisch

Slide 17 - Quizvraag

Personages
Personages = Alle personen die een rol spelen in het verhaal

Hoofdpersoon = De belangrijkste persoon, degene waar het verhaal om draait

Bijfiguren = Alle personages die wel in het verhaal voorkomen, maar niet de belangrijkste rol hebben

Slide 18 - Tekstslide

Een personage is .....
A
een hoofdpersoon in een verhaal
B
een bijpersoon in een verhaal
C
een persoon in een verhaal

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een bijfiguur?
A
Het meest onbelangrijke personage in het verhaal.
B
De personages die geen hoofdpersoon zijn.
C
Hetzelfde als een hoofdpersoon.
D
De uitgebreid beschreven personages.

Slide 20 - Quizvraag

Smaak
Om uit te leggen welk boek je leuk vindt, kun je iets zeggen over:
1. Het onderwerp (= waar het verhaal over gaat, bijvoorbeeld voetbal of familie)
2. Het genre (= het soort verhaal)


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Bekijk het pictogram.
Welk soort boek hoort hierbij?
A
sciencefiction
B
humor
C
liefde
D
avontuur

Slide 23 - Quizvraag

Bekijk het pictogram.
Welk soort boek hoort hierbij?
A
griezel
B
historisch
C
oorlog
D
familie

Slide 24 - Quizvraag

We kennen allemaal
Dolfje Weerwolfje.
Bij welk genre hoort dit boek?

Slide 25 - Open vraag

Het boek 'Achtste groepers huilen niet' hoort bij twee genres. Bij welke twee?
A
oorlog + liefde
B
school + familie
C
psychologisch + historisch
D
sciencefiction + school

Slide 26 - Quizvraag

Hoe worden psychologische verhalen ook wel genoemd?

Slide 27 - Open vraag

Poëzie/gedichten
Een gedicht is anders dan een verhaal. Een gedicht gaat over één gebeurtenis, gedachte of gevoel. Je herkent een gedicht aan bepaalde kenmerken:
  • De regels zijn niet helemaal vol geschreven, er is veel wit op de bladzijde.
  • De regels staan in groepjes bij elkaar dat heet een strofe.
  • De taal wordt vaak op een bijzondere manier gebruikt, niet-alledaags.
  • In een gedicht komt soms rijm voor.

Slide 28 - Tekstslide

Dichterlijke vrijheid
Een dichter...
  • mag spelen met taal
  • mag nieuwe woorden bedenken
  • hoeft geen hoofdletters of leestekens te gebruiken

Slide 29 - Tekstslide

Wat is poëzie?
A
Iets wat je leest in de krant
B
Een verhaal in een boek
C
Een plaatje van een kat
D
Gedichten

Slide 30 - Quizvraag

Is dit een gedicht?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Een gedicht moet altijd rijmen, anders is het geen gedicht.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Is dit een gedicht?
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Rijmt het gedicht?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

Vind je het een mooi gedicht? Leg uit.

Slide 36 - Open vraag

Ben je al goed voorbereid op de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Welk cijfer denk je dat je gaat halen?
0100

Slide 38 - Poll

Hoe ga je jezelf nog beter voorbereiden?

Slide 39 - Woordweb