Voortplanting: mannelijke geslachtsorganen en erfelijkheid

VOORTPLANTINGSORGANEN MAN EN ERFELIJKHEID
"Lang leve de liefde"
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

VOORTPLANTINGSORGANEN MAN EN ERFELIJKHEID
"Lang leve de liefde"

Slide 1 - Tekstslide

Welkom en uitleg aanwezigheid Marieke.
Onderwerp benoemen en door naar de volgende slide.
Ken je deze nog?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van de vrouwelijke voortplantingsorganen
en hormonen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen mannelijke geslachtsorganen en erfelijkheid
Doel: Je kan vertellen hoe de mannelijk voortplanting werkt aan de hand van de anatomie en fysiologie van de mannelijke voortplantingsorganen. En uitleggen hoe erfelijkheid werkt bij de voortplanting.

Subdoelen:
  • Je kan benoemen welke mannelijke organen en hormonen betrokken zijn bij de voortplanting en welke rol zij spelen.
  • Je kan vertellen wat chromosomen zijn.
  • Je kan uitleggen wat erfelijkheid betekend vanuit de voortplanting.
  • Je kan uitleggen wat het verschil is tussen gewone chromosomen en geslachtschromosomen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie van de geslachtsorganen
Aan de buitenkant heb je: genitalia externa​ of uitwendige geslachtsorganen

                                        

                                            Aan de binnenkant zijn de: 
                                            genitalia interna  of
                                            inwendige geslachtsorganen


 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luister, kijk, zoek op en doe mee!


Mobiel of laptop klaar en
pak je boek!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Om de zaadcellen op te slaan, ligt er op elke teelbal een ......... ?
A
balzak
B
prostaat
C
bijbal
D
zaadleider

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijbal
Penis
Teelbal (testis)
Urineleider
Zaadleider
Zwellichaam

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De temperatuur in de balzak is .........
dan in de buikholte.
A
lager
B
gelijk
C
hoger

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opzoek vraag:

Welke 2 hormonen in de hypofyse zorgen voor de continue aanmaak van zaadcellen?
A
Testosteron
B
LH
C
FSH
D
GnRH

Slide 11 - Quizvraag

FSH stimuleert de teelballen tot het aanmaken van zaadcellen.
LH stimuleert tot aanmaak van testosteron in de teelballen. Een hoge concentratie hiervan samen met FSH stimuleert tot de aanmaak van zaadcellen.
hypofyse --> Hormoon
Hypofyse
eierstokken
teelballen

Slide 12 - Tekstslide

In de hypofyse LH en FSH aangemaakt...FSH maakt dat de teelballen zaadcellen aanmaken en LH zet aan tot maken van testosteron.

Vrouw: aanmaak FSH en LH: FSH: groei van een follikel in de eierstok en LH: laat het follikel verder groeien (Graafse follikel)tot het openbarst. LH maakt in de eierstok een vrouwelijk hormoon aanmaken nl progesteron.
Geslachtscellen
Maakt voortplanting mogelijk
Eicellen en zaadcellen
Celkern
Chromosomenparen

Zaadcel (23 chromosomen) + Eicel (23 chromosomen) = Lichaamscel (46 chromosomen)

Slide 13 - Tekstslide

Geslachtcellen hebben 23 chromosomen
22 chromosomen zijn ..... en 1 chromosoom is geslachtschromosoom (X of Y). Het X chromosoom bevat erfelijk materiaal het Y chromosoom is leeg.
Bevruchting (weetjes)
  • Moet binnen 48 uur na eisprong plaatsvinden
  • Er dringt maar 1 zaadcel de eicel binnen (conceptie)

  • Geslachtscellen hebben elk 23 chromosomen (samen 46)
       = meiose


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Nog even voor het overzicht

Slide 17 - Tekstslide

Een chromosoom (Oudgrieks: χρῶμα (chrōma) = kleur; σῶμα (sōma) = lichaam) is een drager van een deel van het erfelijk materiaal (DNA) van een organisme. 

Ofwel: Chromosomen bestaan weer uit oa. DNA en daar ligt ons erfelijk materiaal in vast.

De traptreden is gemaakt van materiaal (nucleotiden) en ook die volgorde is belangrijk. Deze zijn bepalend of eiwitten (bouwstenen) goed gemaakt worden.
Mitose
  • Kerndeling​
  • Maakt normale cellen​
  • 46 chromosomen


Meiose
  • Reductiedeling​
  • Maakt eicellen / zaadcellen ​
  • 23 chromosomen



Slide 18 - Tekstslide

Van de 23 chromosomen is er 1 (paar) geslachtshormonen ofwel een x en y chromosoom.
Stelling I: De geslachtscellen (eicel en zaadcel) hebben elk 23 chromosomen waarop de erfelijke informatie is vastgelegd.

Stelling II: Alle andere lichaamscellen hebben het dubbele aantal chromosomen, namelijk 46.
A
Stelling I en II zijn onjuist
B
Alleen Stelling I is juist
C
Alleen stelling II is juist
D
Stelling I en II zijn juist

Slide 19 - Quizvraag

Geslachtscellen bevatten 23 chromosomen wanneer zij bij de bevruchting samenkomen zijn dit er weer 46.
Hoeveel chromosomen bevat een geslachtscel?
A
23
B
46
C
52
D
64

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meiose wat is dat?
A
Normale celdeling
B
van 23 paar naar 46 losse chromosomen
C
Geslachtsceldeling of reductiedeling
D
Van 46 paar naar 46 losse chromosomen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mitose is voor?
A
Aanmaken geslachtscellen
B
Aanmaken lichaamscellen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is DNA?
A
Erfelijk materiaal
B
Aangeboren
C
Cellen in ons lichaam
D
Niet-aangeboren

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling:

Een gen is een deel van je DNA en dus een deel van een chromosoom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling:

Chromosomen zijn een déél van je DNA
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een lange keten DNA die opgerold is tot een kleine structuur noemen we ook wel ........
A
Een chromosoom
B
Een celkern
C
Een gen
D
Een lysosoom

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen

Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 27 - Quizvraag

Een geslachtscel is haploid van elke chromosoom maar 1 exemplaar (niet diploid) en bevat daarom 23 chromosomen.

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie:

Hoe was de les en heb je genoeg geleerd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies