ELLEER 1.2 Serie schakelen
1 / 20
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat bedoelen we met SERIE schakelen
A
Naast elkaar schakelen
B
antwoord a & b zijn alle twee juist
C
Achter elkaar schakelen
D
antwoord a & b zijn alle twee onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Spanning is een grootheid.
Wat is het symbool voor spanning?
Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
W
D
A
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke eenheid hoort bij
elektrische spanning?
elektrische spanning?
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
I is het symbool voor?
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Serie
D
Inschakeling
Slide 5 - Quizvraag
weerstand en vermogen zijn nog niet behandeld toch? Dan vallen er voor de leerlingen al twee antwoorden af.
R is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de eenheid van stroom?
A
Ampère
B
Ohm
C
Volt
D
Joule
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de wet van Ohm
A
R = I/U
B
R = U/I
C
R = U.I
D
R = P/I
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Met welke formule kunnen
we de spanning uitrekenen?
A
I=U x R
B
R : I = U
C
U=I x R
D
U=I : R
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de formule van Stroomsterkte ?
A
I = U : R
B
I = P : U
C
U = I x R
D
I = P x U
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Met welke formule kun je de elektrische weerstand uitrekenen?
A
R = U/I
B
R=U * I
C
P = U . I
D
R=I/U
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
In een serieschakeling is de:
A
Stroomsterkte overal gelijk
B
Spanning overal gelijk
C
Energie overal gelijk
D
Vermogen overal gelijk
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Dit is een serieschakeling
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is geldt voor een serieschakeling :
A
Stroomsterkte niet overal gelijk
B
Spanning verdeelt zich
C
Energie overal gelijk
D
Vermogen overal gelijk
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Dit is een serieschakeling
A
waar
B
niet waar
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke formules
horen bij een
serieschakeling?
horen bij een
serieschakeling?
A
Rtotaal = R1 + R2 + R3
B
Gtotaal = G1 + G2 + G3
C
Itotaal = I1 + I2 + I3
D
Utotaal = U1 + U2 + U3
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat doet de stroomsterkte in een serie schakeling?
A
Die blijft gelijk
B
Die verdeelt zich
C
Beide juist
D
Beide onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De stroom door lampje 1 is 5A wat is de stroom door lampje 2?
A
5A
B
7A
C
9A
D
12A
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
wat is de spanning van deze serie schakeling. Elke batterij heeft 1.5 V
A
1,5 v
B
2,5v
C
3 v
D
4,5 v
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat gebeurt er als je 1 lampje uit de stroomkring haalt bij een serieschakeling?
A
er gebeurt niets
B
de lampjes blijven branden
C
alle lampjes gaan uit
D
alleen het losgedraaide lampje gaat uit
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
