Schrijfvaardigheid les 01 - Leespubliek en vaste tekststructuren

Leespubliek en vaste tekststructuren
Inleiding in de module schrijven
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leespubliek en vaste tekststructuren
Inleiding in de module schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les:
- waarom we ons bezig houden met schrijfvaardigheid;
- hoe je bij het schrijven van een tekst rekening kunt houden met de lezer.
- hoe we een tekst schrijven aan de hand van een vaste tekststructuur.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is het volgens jou belangrijk om aandacht te besteden aan het schrijven van teksten?

Slide 3 - Woordweb

Waarom schrijven?
Waarschijnlijk komen jullie later allemaal terecht in een beroep waarin zakelijke communicatie van belang is. Daarom besteden we (ook in de bovenbouw) aandacht aan schrijfvaardigheid. Het is belangrijk om goed en serieus over te komen en schriftelijke communicatie kan je hierbij helpen.

Verder is het zo dat je, als je iets opschrijft, nadenkt over het onderwerp en zo weloverwogen tot een standpunt komt.

Slide 4 - Tekstslide

Leespubliek
Als je een tekst gaat schrijven, is het in eerste instantie belangrijk om rekening te houden met je leespubliek; dit zijn de mensen voor wie je tekst bedoeld is.

Er zijn verschillende manieren waarmee je je tekst op je leespubliek kunt afstemmen.

Slide 5 - Tekstslide

Bron en onderwerp
Met de bron bedoelen we het medium waarvoor je schrijft. Lezers hebben hiervan bepaalde verwachtingen. Zorg ervoor dat je niet te ver afdwaalt van deze verwachtingen.

Zorg er ook voor dat je een onderwerp kiest waarvan het aannemelijk is dat het je leespubliek interesseert. In een blad over klassieke muziek schrijf je geen artikel over sport.

Slide 6 - Tekstslide

Inhoud en opmaak
Ook voor wat betreft de inhoud hou je rekening met (de voorkennis van) je leespubliek. Weten de lezers al iets van het onderwerp af of moet je ze alles van begin af aan helemaal uitleggen?

Met de opmaak bedoelen we hoe de tekst gepresenteerd wordt. Welk lettertype gebruiken we? Welke kleur krijgt de tekst? Maken we gebruik van afbeeldingen?

Slide 7 - Tekstslide

Taalgebruik en toon
De begrippen taalgebruik en toon liggen heel dicht bij elkaar. Onder taalgebruik verstaan we de woorden die we gebruiken; onder de toon de manier waarop we de lezers aanspreken (je of u?)

Het is belangrijk om hiermee rekening te houden met het publiek. Jongeren moeten niet denken dat het voor oude mensen bedoeld is en ouderen moeten de aanspreekvormen niet als ongepast ervaren.

Slide 8 - Tekstslide

Het schrijven voorbereiden
Om een goed gestructureerde tekst te maken, is het van belang dat je van tevoren alvast nadenkt over een aantal zaken:
- Wat is mijn onderwerp?
- Wat wil ik hierover vertellen?
- Voor wie schrijf ik?
- Wat is mijn tekstdoel?
Aan de hand hiervan kun je een bouwplan opstellen.

Slide 9 - Tekstslide

Vaste tekststructuren
Op basis van de antwoorden op de vragen van de vorige sheet kies je een vaste tekststructuur. Die vaste tekststructuren hebben we in lezen van hoofdstuk 1 en 2 behandeld.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Jullie kunnen nu aan het werk met opdracht 1 en 2 van de module schrijfvaardigheid. Lees hiervoor de informatie op pagina 3 tot en met 7 van het moduleboekje.

Slide 11 - Tekstslide