Vraag 14: Kun je naar film leren kijken?

VRAAG 14 - KUN JE NAAR EEN FILM LEREN KIJKEN?
(OVER FILM-OF BEELDTAAL)
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

VRAAG 14 - KUN JE NAAR EEN FILM LEREN KIJKEN?
(OVER FILM-OF BEELDTAAL)

Slide 1 - Tekstslide

Geef de vijf literaire bouwstenen.

Slide 2 - Woordweb

Film 
Film is een ander medium, maar ook daar vind je bouwstenen terug.

Elke film maakt, net zoals een verhaal, gebruik van filmtechnieken of bouwstenen om bepaalde effecten te bereiken.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke bouwstenen van de film ken je (cf. clip)?

Slide 5 - Woordweb

Bouwstenen van de film
Een filmmaker kiest filmische middelen om een thema, personages, sfeer, spanning ... te creëren of te versterken.

Je bestudeert:
  • beeldgrootte
  • camerastandpunt
  • setting
  • belichting
  • geluid

Slide 6 - Tekstslide

Kortfilm wb. p. 165
Aan de hand van een kortfilm onderzoeken we enkele bouwstenen van de film.
De titel van de kortfilm is Moment de gloire.

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent de titel (vertaal)?

Slide 8 - Woordweb

Waar denk je aan als je de titel hoort?

Slide 9 - Woordweb

Waarover gaat de kortfilm, denk je?

Slide 10 - Woordweb

Bronnenboek p. 64
In je bronnenboek* vind je enkele screenshots uit de kortfilm.
Bekijk ze aandachtig.
Noteer wat je allemaal ziet op p. 165.
Ook de details zijn belangrijk.

*Wie het bronnenboek niet bij heeft, kan de screenshots vinden op Google Classroom.

Slide 11 - Tekstslide

Over wie gaat de kortfilm?

Slide 12 - Open vraag

Waar speelt de kortfilm zich af?

Slide 13 - Open vraag

Met de extra informatie: waarover zou de kortfilm kunnen gaan?

Slide 14 - Woordweb

A. BEELDGROOTTE - opdr. 2
Elke film bestaat uit heel wat verschillende opnames of shots.
De screenshots (cf. BB) tonen de gefilmde werkelijkheid van (heel) veraf of (heel) dichtbij.

In het filmjargon worden dergelijke shots beeldgroottes genoemd.

Slide 15 - Tekstslide

A. BEELDGROOTTE
Bestudeer de screenshots en probeer de volgende vragen op te lossen, p. 166 (Opdracht 2 - 1, 2, 3).


Slide 16 - Tekstslide

Twee van de acht shots heb je niet gebruikt, welke?
A
1 en 2
B
5 en 6
C
3 en 4
D
7 en 8

Slide 17 - Quizvraag

Klassikale verbetering
opdracht 2 - A

Slide 18 - Tekstslide

Te kennen begrippen
1. long shot = totaalopname

2. medium shot = halftotaalopname

3. close-up = grootopname
VERAF




DICHTBIJ

Slide 19 - Tekstslide

B. CAMERASTANDPUNT
wb p. 167

Slide 20 - Tekstslide

Vanuit welk perspectief zijn shots 7 en 8 gefilmd?

Slide 21 - Open vraag

B. CAMERASTANDPUNT
2b. Beelden kun je uiteraard nog vanuit andere standpunten tonen. Op de volgende slides wordt telkens een foto getoond. 

Noteer in het kader op p. 167 het standpunt en het begrip in het filmjargon.

Slide 22 - Tekstslide


Vanuit welk camerastandpunt wordt de foto weergegeven?

Slide 23 - Open vraag


Vanuit welk camerastandpunt wordt de foto weergegeven?

Slide 24 - Open vraag


Vanuit welk camerastandpunt wordt de foto weergegeven?

Slide 25 - Open vraag

Naast de positie van de camera t.o.v. het gefilmde object kan het camerastandpunt objectief of subjectief zijn.

Bestudeer de foto en geef aan of het vanuit een objectief of subjectief standpunt verteld wordt. 

Slide 26 - Tekstslide


Vanuit welk standpunt wordt er hier verteld?
A
objectief
B
subjectief

Slide 27 - Quizvraag


Vanuit welk standpunt wordt er hier verteld?
A
objectief
B
subjectief

Slide 28 - Quizvraag


Vanuit welk standpunt wordt er hier verteld?
A
objectief
B
subjectief

Slide 29 - Quizvraag

Wat is/doet een objectief standpunt?

Slide 30 - Open vraag

Wat is/doet een subjectief standpunt?

Slide 31 - Open vraag

Bekijk nu opnieuw de screenshots.
Welke shots zijn vanuit objectief of subjectief standpunt gefilmd?

Slide 32 - Open vraag

C. SETTING
De setting of het decor is de ruimte of plaats waar het verhaal zich afspeelt.
Objecten die een echter rol spelen in het verhaal worden props genoemd.

Slide 33 - Tekstslide

Bekijk de screenshots.
Welk(e) voorwerp(en) zal(zullen) een echte rol spelen in het verhaal?

Slide 34 - Woordweb

Moment de gloire
We bekijken de film.

Neem notities op een kladblaadje tijdens het bekijken.
Los daarna de vragen 2 tem 6 bij opdracht 4 op (p. 168 - 170).


Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Opdracht 4
Beantwoord de vragen 2 tot en met 6 (p. 169-170).

Los de vragen 2 tem 6 bij opdracht 4 op (p. 168 - 170).


Slide 37 - Tekstslide

EVEN HERHALEN

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 5
Beantwoord de vragen bij opdracht 5 (1, 2, 3 - p. 170-171).

Klassikale verbetering.

Slide 39 - Tekstslide

BELANGRIJK
Een overzicht van de te kennen begrippen vind je in het groene kader p. 171 - 173.

Slide 40 - Tekstslide

Wat moet je kennen/kunnen?
Je weet
- dat een regisseur heel eigen middelen ter beschikking heeft om een filmverhaal  vorm te geven (filmbouwstenen).
- dat bepaalde bouwstenen niet lukraak worden gebruikt, maar met een bepaald doel of effect voor ogen. 
Je kent
- de bouwstenen: beeldgrootte, camerastandpunt, setting, belichting, geluid en de betekenis ervan.
Je kunt
- de bestudeerde bouwstenen in een (andere) kortfilm of filmfragment herkennen en de betekenis of functie ervan te achterhalen.

Slide 41 - Tekstslide