Basisstof 2: Chromsomen, genen en eiwitten.
1 / 21
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype.
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings
Behaarde bladeren
Een litteken
Goed kunnen piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen
Slide 5 - Sleepvraag
Hoeveel chromosomen hebben menselijke lichaamscellen?
A
46
B
48
C
23
D
25
Slide 6 - Quizvraag
Hoe noemen we de geslachtscellen van de man?
A
eicel
B
zaadcel
C
lichaamscel
Slide 7 - Quizvraag
Chromosomen komen .... voor
A
in lichaamscellen en in geslachtscellen in paren
B
in lichaamscellen en in geslachtscellen enkelvoudig
C
in lichaamscellen in paren, in geslachtscellen enkelvoudig
D
in lichaamscellen enkelvoudig, in geslachtscellen in paren
Slide 8 - Quizvraag
Geslachtscellen bevatten
A
23 chromosomen
B
34 chromosomen
C
46 chromosomen
D
92 chromosomen
Slide 9 - Quizvraag
Snap?
😒🙁😐🙂😃
Slide 10 - Poll
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Gen
Celkern
DNA
Chromosomen
Slide 13 - Sleepvraag
Plaats de begrippen van groot naar klein.
Chromosoom
gen
DNA
cel
Slide 14 - Sleepvraag
Slide 15 - Tekstslide
wanneer een moedercel zich splitst, dan heb je aan het eind .... over
A
een dochter en een moedercel
B
2 dochtercellen
C
een eicel en een zaadcel
Slide 16 - Quizvraag
Wat is celdeling?
A
Vorming van nieuwe cellen
B
Vorming van nieuw DNA
C
Vorming van nieuwe erfelijke eigenschappen
D
Vorming van een nieuw leven
Slide 17 - Quizvraag
hoeveel chromosomen heeft een moedercel?
A
46
B
48
C
44
D
50
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Snap?
😒🙁😐🙂😃
