Eerste les Pleidooi

Argumenteren is te leren!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren is te leren!

Slide 1 - Tekstslide

Pleidooi
Wat is een pleidooi?
  • Mondeling betoog
  • Niet alleen mening geven, maar ook iets bereiken
  • Nog subjectiever in taal dan betoog

Voorbeelden: rechtbank, Tweede Kamer.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een standpunt is.
  • Je kent vijf soorten argumenten.

Slide 3 - Tekstslide

Standpunt
Je kunt het altijd oneens zijn met een standpunt. 
Maar: een mening wordt pas een standpunt als er argumenten voor gegeven worden.

Slide 4 - Tekstslide

Standpunt
Er volgen nu een aantal uitspraken. LET OP DE UITSPRAKEN TUSSEN HAAKJES.
Is het een standpunt? Houd je GELE kaart omhoog.
Is het een argument? Houd je ROZE kaart omhoog.

Slide 5 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 6 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 7 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 8 - Quizvraag

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt
Argument
want / omdat
dus / daarom

Slide 9 - Tekstslide

Soorten argumenten
Ik leg niet alle soorten argumenten in één keer uit - veel te veel!

Nu 5 soorten.

Slide 10 - Tekstslide

Aantekeningen maken
Schrijf de naam & de rode uitleg in je schrift!

Slide 11 - Tekstslide

Gezagsargument
Argument op basis van iemand die gezag heeft.

voorbeeld:
Die nieuwe film van de Hongerspelen moet geweldig zijn (standpunt), want ik las er een hele positieve recensie over in de Volkskrant.

Slide 12 - Tekstslide

Moreel argument

Argument is gebaseerd op geloof, ideaal of persoonlijke levensovertuiging.

voorbeeld:
Ik ben tegen verplichte orgaandonatie (standpunt), want ik mag geen organen doneren van mijn geloof.

Slide 13 - Tekstslide

Controleerbare feiten of onderzoek

Je gebruikt een feit dat controleerbaar is.

voorbeeld:
Als ik op de scooter rijd, zet ik altijd mijn helm op (standpunt), want voor een boete moet ik zeker acht uur werken.

Slide 14 - Tekstslide

Argument op basis van emotie

Een heel persoonlijk argument gebaseerd op gevoelens of intuïtie.
voorbeeld:
De toespraak van de premier was prachtig (standpunt); ik moest er bijna van huilen.

Slide 15 - Tekstslide

Argument op basis van ervaring

Je gebruikt iets dat je zelf hebt meegemaakt als argument.
voorbeeld:
Je kunt maar beter niets bij die snackbar kopen (standpunt), want de vorige keer zat er een haar in mijn döner.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Ik lees de tekst voor.
Je markeert:
Standpunt(en)
Argumenten

Straks heb je die nodig!

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Je krijgt een tekst.
In groepjes van vier schrijf je standpunt(en) en argumenten op.
Zet het soort argument er ook bij, als het een van de vijf is.

Aan het eind lever je een blaadje in.
We bespreken het straks na met de klas.

Slide 18 - Tekstslide