In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et
bienvenue!!
Slide 1 - Tekstslide
Mardi 29 mars
Le programme pour aujourd'hui :
- Jij kunt voorzetsels gebruiken om een plek te beschrijven;
- Jij kunt de weg beschrijven om van een plek naar een andere te gaan;
- Jij kunt de inrichting van een kamer begrijpen;
- Jij kunt de inrichting van jouw slaapkamer beschrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Tout le monde chante !
sur, sous, dans, devant, derrière, à côté de
Slide 3 - Tekstslide
La classe parle
Qui est à côté de...?
Qui est devant...?
Qui est derrière...?
Qui est à droite de...?
Qui est à gauche de..?
Slide 4 - Tekstslide
dans
devant
derrière
sur
sous
à côté de
Slide 5 - Sleepvraag
Le verbe "aller"
Om de weg aan iemand te beschrijven heb jij wel het werkwoord "gaan" nodig: Jij gaat naar links, daarna gaat jij rechtdoor, etc.
Slide 6 - Tekstslide
Vul de hele vervoeging van het werkwoord "aller" in: je..., tu..., etc. (A3)
Slide 7 - Open vraag
Tu vas où ?
Leerdoel: Jij kunt de weg beschrijven om van een plek naar een andere te gaan.
Tu t'entraines !
Regarde l'image :
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Tu vas où ?
Iemand is voor Lycée la Bruyère. Zij/ hij moet eerst naar Lycée Hoche, daarna naar Ecole privée Notre Dame, daarna naar les jardins du château de Versailles.
Beschrijf de weg om ernaar toe te gaan.
Tu as 5 minutes. Tu parles. Maak zinnen.
Gebruik uiterlijk het werkwoord "gaan", voorzetsels en inrichting woorden.
Slide 10 - Tekstslide
Ouvre ton livre page 133
Leerdoel: jij kunt de inrichting van een kamer begrijpen.
La classe lit le texte 3 : Moi, j'ai deux chambres !
Maintenant, lis le texte en duo. Une personne est Adam, l'autre personne est Inès.
Slide 11 - Tekstslide
Ouvre ton livre page 133
Jij kunt de inrichting van een kamer begrijpen
Maintenant, fais l'exercice 19, page 135.
Slide 12 - Tekstslide
Tu parles en duo !
Leerdoel: jij kunt de inrichting van jouw slaapkamer beschrijven.
1/ Een persoon beschrijft zijn slaapkamer.
2/ De andere tekent de slaapkamer en de meubels op de beschreven plaats.